16.5E: Mutualistische relaties met schimmels en Fungivoren
Lichenen
Lichenen vertonen een scala aan kleuren en texturen. Ze kunnen overleven in de meest ongewone en vijandige habitats. Ze bedekken rotsen, grafstenen, boomschors, en de grond in de toendra waar plantenwortels niet kunnen doordringen. Korstmossen kunnen lange periodes van droogte overleven: ze drogen volledig uit en worden dan snel actief zodra er weer water beschikbaar is. Korstmossen vervullen vele ecologische functies, zoals het fungeren als indicatorsoort, waarmee wetenschappers de gezondheid van een habitat kunnen volgen vanwege hun gevoeligheid voor luchtverontreiniging.
Lichenen zijn niet één organisme, maar veeleer een voorbeeld van een mutualisme waarbij een schimmel (gewoonlijk een lid van de Ascomycota- of Basidiomycota-fyla) in nauw contact leeft met een fotosynthetisch organisme (een eukaryotische alg of een prokaryotische cyanobacterie). In het algemeen kunnen noch de schimmel, noch het fotosynthetische organisme buiten de symbiotische relatie alleen overleven. Het lichaam van een korstmos, thallus genoemd, bestaat uit hyfen die rond de fotosynthetische partner zijn gewikkeld. Het fotosynthetische organisme levert koolstof en energie in de vorm van koolhydraten. Sommige cyanobacteriën binden stikstof uit de atmosfeer, waardoor stikstofhoudende verbindingen aan de associatie worden toegevoegd. In ruil daarvoor levert de schimmel mineralen en bescherming tegen droogte en overmatig licht door de algen in zijn mycelium te omhullen. De schimmel hecht het symbiotische organisme ook aan het substraat.
Het thallus van korstmossen groeit zeer langzaam, groeit zijn diameter een paar millimeter per jaar. Zowel de schimmel als de alg nemen deel aan de vorming van verspreidingseenheden voor de voortplanting. Korstmossen produceren sorediën, clusters van algencellen omgeven door myceliën. Soredia worden verspreid door wind en water en vormen nieuwe korstmossen.