De Piltdown Mens: The Greatest Scientific Fraud of the 20th Century
Als we vandaag zouden lezen dat de resten van de eerste Engelsman in de geschiedenis zijn opgegraven, samen met zijn cricketbat, zouden we het onmiddellijk afdoen als nepnieuws. Maar iets meer dan een eeuw geleden was een ander tijdperk, niet alleen in termen van beperktere wetenschappelijke kennis, maar ook van eigenbelang dat zulk bizar nieuws 41 jaar lang in leven hield. Pas op 21 november 1953 werd de grootste wetenschappelijke fraude van de twintigste eeuw, de Piltdown Mens, officieel weerlegd.
In februari 1912 ontving paleontoloog Arthur Smith Woodward, conservator geologie van het Natural History Museum in Londen, een brief van Charles Dawson, advocaat van beroep en een liefhebber van de jacht op antiquiteiten. Zij waren met elkaar verbonden door een lange vriendschap die was gecentreerd rond hun gemeenschappelijke passie voor fossielen, en bij die gelegenheid bracht Dawson groot nieuws: in een riviergrindgroeve bij Piltdown, in Sussex, had hij fossiele fragmenten van een menselijke schedel ontdekt. Het eerste stuk was vier jaar eerder gevonden door een arbeider in de groeve, en later had Dawson zelf nog verschillende andere stukken teruggevonden.
Van juni tot september graafden Dawson en Woodward de grindgroeve op, met af en toe de medewerking van de Franse jezuïet en paleontoloog Pierre Teilhard de Chardin. De campagne was een doorslaand succes: naast bijkomende schedelfragmenten vonden zij ook een gedeeltelijke kaak, tanden, fossielen van dieren en enkele primitieve werktuigen. Op 18 december 1912 presenteerden Dawson en Woodward aan de Geological Society de gloednieuwe reconstructie van de schedel van Eoanthropus dawsoni, een ontbrekende schakel tussen mensapen en mensen die een half miljoen jaar geleden zou hebben geleefd.
De eerste Engelsman met een cricketbat
De ontdekking vond een diepe weerklank om redenen die niet uitsluitend wetenschappelijk waren. Zoals Miles Russell, archeoloog aan de Bournemouth University (Verenigd Koninkrijk) en auteur van Piltdown Man: The Secret Life of Charles Dawson (Tempus, 2003) en The Piltdown Man Hoax: Case Closed (The History Press, 2012) verklaarde aan OpenMind: “Zoveel mensen wilden dat de Piltdown Man echt was.” In 1907 had de Duitser Otto Schoetensack de “Heidelberg Mens” ontdekt, het oudste menselijke fossiel dat toen bekend was. In de ijle omgeving die tot de Eerste Wereldoorlog zou leiden, was in Groot-Brittannië die primeur van de Duitsers ongemakkelijk, en de Piltdown Mens was het antwoord. In zijn oorspronkelijke brief aan Woodward had Dawson zelfs geschreven dat zijn exemplaar zou wedijveren met de Homo heidelbergensis.
De veronderstelde kenmerken van de Eoanthropus, meer mensachtig in zijn schedel en meer aapachtig in zijn kaak, pasten in de onjuiste theorie van die tijd dat de evolutie van het menselijk brein vooraf was gegaan aan veranderingen in de kaak om zich aan te passen aan een nieuw dieet. En hoe kon men weerstaan aan het idee dat de eerste Engelsman zijn cricketbat al bij zich had? Het olifantsbot in de vorm van dit sportwerktuig was de meest bizarre kant van de Eoanthropus, maar niet de enige die al wenkbrauwen had doen fronsen. Sommige deskundigen hadden enkel bezwaren tegen de reconstructie van de schedel, zoals de antropoloog Arthur Keith, maar reeds in 1913 suggereerde de anatoom David Waterston in Nature dat het specimen eigenlijk overeenkwam met een menselijke schedel en een apenkaak.
Twee jaar later bevestigde Dawson zijn conclusies met nieuwe vondsten in een tweede enclave in de buurt van de eerste. De controverse zou echter niet verdwijnen: in 1923 betoogde de Duitse antropoloog Franz Weidenreich dat de Piltdown Mens niet meer was dan een puzzel van een moderne mensenschedel en een orang-oetankaak met gevijlde tanden.
Maar ondanks de discrepanties wist de Piltdown Mens vier decennia lang overeind te blijven, deels omdat de resten “werden weggemoffeld en slechts weinigen het echte werk mochten zien”, zegt paleoantropologe Isabelle De Groote van de Liverpool John Moores University (Verenigd Koninkrijk) tegen OpenMind. De Groote voegt eraan toe dat Eoanthropus “steeds meer gemarginaliseerd werd in een tijd van nieuwe paleo-antropologische ontdekkingen.” Maar, merkt ze op, een formele weerlegging vereiste niet alleen voldoende vertrouwen in de analysemethoden, maar ook een extra dosis moed om de oude dogma’s uit te dagen.
De fraude ontmaskerd
De dag van de afrekening brak uiteindelijk aan op 21 november 1953, toen de Londense krant The Times een studie herhaalde die diezelfde dag was gepubliceerd in het bulletin van het Museum of Natural History, waarin wetenschappers Kenneth Oakley, Wilfrid Le Gros Clark en Joseph Weiner nieuwe technieken toepasten om definitief te bewijzen dat de Piltdown Mens een zorgvuldig gefabriceerde fraude was die volledig overeenkwam met wat Weidenreich drie decennia eerder had gesuggereerd.
Noch Dawson (gestorven in 1916) noch Woodward (in 1944) hebben de oplossing van de zaak nog mogen meemaken, en decennialang is het mysterie over het auteurschap van het bedrog en de motieven die eraan ten grondslag lagen, blijven bestaan. Sommigen suggereerden de betrokkenheid van Arthur Conan Doyle, de schepper van Sherlock Holmes, als een manier om wraak te nemen op wetenschappers die zijn spiritualisme verachtten. Decennialang wezen de meeste beschuldigende vingers echter in dezelfde richting: Dawson.
Uitputtend onderzoek van Russell heeft Dawson aangewezen als de auteur van de fraude, een conclusie die in 2016 werd versterkt dankzij een studie onder leiding van De Groote. De analyse van de originele overblijfselen met de huidige technieken onthulde dat de modus operandi hetzelfde was voor de creatie van alle valse fossielen: de monsters werden bruin gekleurd, de scheuren werden gevuld met grind en verzegeld met tandartsplamuur, “waardoor alle specimens van de Piltdown I en Piltdown II sites worden gekoppeld aan één vervalser-Charles Dawson,” aldus de studie.
Dawson’s motivatie is toegeschreven aan zijn ambitie om wetenschappelijke erkenning te krijgen. “Piltdown is niet zozeer een eenmalige fraude, maar eerder de laatste fase in een carrière van bedriegerijen, 38 in totaal, die Dawson maakte om zijn academische status te verhogen,” zegt Russell. “Toen hij stierf, stierf Piltdown met hem, er zijn geen vondsten meer gedaan bij de opgraving, die nog 21 jaar na zijn dood doorging. Voor Russell “was hij een meester fraudeur, een zeer interessant individu; bijna Jekyll en Hyde-achtig.”