De presidenten kennen: John Tyler | America’s Presidents: National Portrait Gallery
John Tyler
Tiende president, 1841-1845
Campagne:
Toen John Tyler het presidentschap op zich nam na de dood van William Henry Harrison, noemden critici hem “Zijne Accidentie”. Met zijn eenenvijftig jaar was Tyler de jongste man die ooit president was geworden.
Tyler, die voorstander was van de rechten van de staten boven de federale macht, was het grotendeels oneens met het nationalistische beleid van de door hem gekozen Whig Party. Hij werd afgewezen als kandidaat van de partij in 1844.
Challenges:
John Tyler was vastbesloten president te worden en niet slechts een stand-in. Hoewel Henry Clay de Whig Party controleerde, weigerde Tyler toe te staan dat hij het presidentschap zou domineren.
Filosofisch worstelde Tyler met leden van zijn eigen Whig Party in het Congres. Toen hij zijn veto uitsprak over een wetsvoorstel tot oprichting van een Nationale Bank, werd hij door de Whigs uit hun partij gezet. De rest van zijn presidentschap werd gekenmerkt door voortdurende botsingen met het Congres.
Belangrijkste wetten:
Het Webster-Ashburton-verdrag van 1842, uitonderhandeld door minister van Buitenlandse Zaken Daniel Webster, regelde een omstreden grensconflict in het noordoosten met Canada.
Het Log Cabin-wetsvoorstel stelde kolonisten in staat westelijk land tegen gereduceerd tarief te verwerven.
John Tyler lijfde Texas in bij de Unie en tekende de wet op de staat drie dagen voor zijn aftreden.
Erfenis:
Als vicepresident gaf John Tyler het voorbeeld voor een naadloze en onmiddellijke opvolging van presidentiële macht wanneer een zittende president overlijdt.
Tyler demonstreerde hoe een president die bereid was het veto te gebruiken, het Congres kon blokkeren. Hij sprak zijn veto uit over een wetsvoorstel om de Bank van de Verenigde Staten (die Jackson had ontmanteld) nieuw leven in te blazen. Hij sprak ook zijn veto uit over wetsvoorstellen voor hoge tarieven.