De ziel kiest haar eigen samenleving
De ziel kiest haar eigen samenleving,
Dan sluit zij de deur;
Op haar goddelijke meerderheid
Dringt zij niet meer aan.
Onbewogen merkt zij het pauzeren van de wagen
Bij haar lage poort;
Onbewogen knielt een keizer
Op haar mat.
Ik ken haar van een ruime natie
Kies er een;
Doe dan de kleppen van haar aandacht dicht
Net als steen.
Dit gedicht over vriendschap of over liefde, zo u wilt, illustreert waarom Dickinson de dichteres van de uitsluiting wordt genoemd. Het gedicht beschrijft het kiezen van een vriend (of minnaar), en het verwerpen (uitsluiten) van alle anderen. Voel je een verschil in haar voorstelling van deze twee handelingen, kiezen en verwerpen? Legt zij meer de nadruk op het kiezen van de vriend dan op het verwerpen van alle anderen, of wordt de daad van het uitsluiten beklemtoond?
Dickinson presenteert het individu als absoluut en het recht van het individu als onbetwistbaar. In dit gedicht is de identiteit van de ziel verzekerd. Het onvoorwaardelijke geloof in het individu en in zelfvertrouwen is karakteristiek en typisch Amerikaans.
Dit gedicht illustreert ook Dickinson’s neiging om regels in eenheden van twee te schrijven. Als u naar de regels kijkt, zult u zien dat alle regels in dit gedicht in eenheden van twee zijn georganiseerd.
Stanza 1
In de regels 1 en 2, welke klank wordt herhaald? Legt ze met deze alliteratie de nadruk op sleutelwoorden?
Dickinson laat de “ziel” kiezen. Welk aspect of deel van de mens staat “ziel” voor? De maag bijvoorbeeld zou staan voor eetlust en honger of voor onze lichamelijke behoeften; de hersenen, zoals we in de klas hebben besproken, voor onze rationele of intellectuele kant. Geeft het gebruik van “ziel” een hoge of lage waarde aan de manier waarop deze persoon vrienden selecteert? Heeft zij bewonderenswaardig hoge normen of is zij bijzonder ijdel en ongevoelig?
De uitdrukking “goddelijke meerderheid” is interessant. “Goddelijk” doet meer dan alleen het beeld van “ziel” voortzetten. Het verleent status (welke hogere status of rang kan iemand hebben?), en status is een belangrijk idee in Dickinson’s poëzie. We moeten nu kijken naar de betekenis van “meerderheid.” Meerderheid heeft verschillende betekenissen: (1) meer dan de helft, (2) de leeftijd van wettelijke volwassenheid, niet langer een minderjarige, (3) de militaire rang van majoor, (4) superioriteit (een verouderde betekenis vandaag). Welke definitie of definities worden hier bedoeld? Bedenk hoe elk past in de betekenis van het gedicht en hoe het bijdraagt aan het effect van het gedicht en kies. Het is mogelijk dat in een gedicht al deze betekenissen bedoeld zijn.
Wat voor een gebaar is het dichtslaan van de deur? Is het bijvoorbeeld een handeling die de mogelijkheid van verandering openlaat, of is het een definitieve handeling? Wat zijn de connotaties van het woord “opdringerig”? Suggereert het een charmante onderbreking, een beledigende actie, of een ander soort gedrag van de kant van de mensen die buitengesloten zijn?
Stanza 2
De ziel wordt niet gewonnen door wereldse rang of macht. Een aantal woorden duidt op status: strijdwagen, lage poort, keizer, knielen, mat. Wie heeft de superieure wereldse status? Is er een suggestie van status en superioriteit in een andere schaal van waarden? Bedenk dat de keizer naar haar toe is gekomen, want zijn wagen staat voor haar poort. Is er een hint dat hij haar het hof maakt?
In regel 3 laat Dickinson woorden weg; een onvoorzichtige lezer zou kunnen denken dat het de keizer is die onbewogen is, een verwarrende lezing aangezien hij naar haar toe is gekomen en voor haar knielt. Dickinson heeft het onderwerp en het werkwoord weggelaten, die zij in regel 1 expliciet vermeldde, “zij merkt op.” Het is de ziel die onbewogen is omdat de keizer voor haar knielt.
Stanza 3
Dickinson verbeeldt de strengheid en de finaliteit van de keuze van de ziel. Het talrijke veld (“amplenation”) waaruit zij moet kiezen, staat in contrast met de vernauwing van haar keuze, “one.” Wat is het effect van “overvloed” en “natie”? Na haar keuze sluit de ziel de “kleppen” van haar aandacht. Heeft de ziel keuze of controle over de kleppen? Laten gesloten kleppen iets binnen? Zouden haar kleppen iemand binnenlaten? Is de uitdrukking “als steen” hier relevant? Wat is als steen – de keuze van de ziel, haar aandacht, of de kleppen? Welke kwaliteiten associëren we met steen – warmte, kou, zachtheid, buigzaamheid, hardheid? Is het toeval dat het gedicht eindigt met “steen” of is het toepasselijk? Openingen en afsluitingen krijgen meer aandacht dan of onderscheiden zich van de rest van een tekst door hun positie.
Het laatste punt dat ik wil maken betreft de maat en de regellengte. In elke strofe is de eerste regel langer (heeft meer lettergrepen en voeten) dan de andere drie. De tweede en vierde regel zijn korter (hebben minder lettergrepen en voeten). In de laatste strofe zijn de tweede en vierde regel echter korter dan in de voorgaande strofen; elke regel heeft slechts twee lettergrepen. Deze uitzonderlijk korte regel vestigt de aandacht op zichzelf; deze regels klinken hard, nadrukkelijk en definitief, een passend effect voor het idee dat in deze regels wordt verwoord.