Emilio Aguinaldo
Geboren op 23 maart 1869, groeide Emilio Aguinaldo op in Kawit in de provincie Cavite en genoot zijn opleiding in Manilla. Hij werd benoemd tot gemeente in zijn thuisprovincie en was tevens de plaatselijke leider van een revolutionaire vereniging die streed tegen de Spaanse overheersing over de Filippijnen. In een overeenkomst die in januari 1898 met de rebellenleiders werd gesloten, stemde Spanje in met liberale hervormingen en de betaling van een grote schadevergoeding; de rebellen gingen vervolgens in ballingschap.
Toen in april 1898 oorlog uitbrak tussen Spanje en de Verenigde Staten, trof Aguinaldo regelingen met de Amerikaanse consuls in Hongkong en Singapore en met Commodore George Dewey om uit ballingschap terug te keren en tegen Spanje te vechten. Op 12 juni riep Aguinaldo de onafhankelijkheid van de Filippijnen van Spanje uit, hijsde de nationale vlag, introduceerde een volkslied en liet de onafhankelijkheidsverklaring in het openbaar voorlezen.
Toen hij zich realiseerde dat de Verenigde Staten niet akkoord zouden gaan met onmiddellijke en volledige onafhankelijkheid voor de Filippijnen, organiseerde hij een revolutie tegen het Amerikaanse bewind die uitmondde in 3 jaar bloedige guerrillaoorlog. Hij werd op 23 maart 1901 gevangen genomen door generaal Frederick Funston. Funston en enkele andere officieren, met handen en voeten gebonden, deden zich voor als gevangenen en werden door Filippino’s die loyaal waren aan de Verenigde Staten naar Aguinaldo’s kamp gebracht. Hij legde vervolgens een eed van trouw af aan de Verenigde Staten en kondigde op 19 april een vredesverklaring af. De verbittering die de oorlog had veroorzaakt werd spoedig omgezet in vriendschap, toen Amerikanen en Filippino’s samenwerkten aan de onafhankelijkheid van de Filippijnen. Aguinaldo trok zich terug in het privé-leven, en zijn zoon ging naar West Point in dezelfde klas als Gen. Funston’s zoon.
In 1935 stelde Aguinaldo zich zonder succes kandidaat voor president van het Filippijnse Gemenebest tegen Manuel Quezon. Na de Japanse invasie van de Filippijnen in 1941 werkte hij samen met de nieuwe heersers en deed zelfs een oproep op de radio voor de overgave van de Amerikaanse en Filippijnse strijdkrachten op Bataan. Hij werd gearresteerd als collaborateur na de terugkeer van de Amerikanen, maar werd later vrijgelaten tijdens een algemene amnestie. Hij verklaarde zijn actie met de woorden: “Ik herinnerde me alleen de strijd die ik leidde. We waren in de minderheid en moesten ons voortdurend terugtrekken. Ik zag mijn eigen soldaten sterven zonder de toekomstige gebeurtenissen te beïnvloeden. Dat leek me wat er op Bataan gebeurde, en het leek me goed om dat te stoppen.”
In 1950 werd hij benoemd tot lid van de Raad van State, een adviesorgaan voor de president, en in zijn latere jaren was hij voorzitter van een raad die pensioenen uitdeelde aan de overgebleven veteranen van de revolutie. Hij overleed in Manilla op 6 februari 1964.