Facial Feedback Hypothese (Definitie + Voorbeelden)
De oorsprong van deze hypothese kan worden teruggevoerd tot de jaren 1870 toen Charles Darwin een van de eerste studies uitvoerde over hoe wij emoties in gezichten herkennen. Darwin suggereerde dat gezichtsuitdrukkingen van emoties aangeboren en universeel zijn in alle culturen en samenlevingen. In zijn boek The Expression of the Emotions in Man and Animals, betoogde hij dat alle mensen en dieren emoties tonen door middel van vergelijkbare gedragingen.
De universaliteit van gezichtsuitdrukkingen
Talloze studies hebben sindsdien Darwin’s idee bevestigd dat gezichtsuitdrukkingen niet sociaal aangeleerd zijn. In plaats daarvan blijken ze biologisch van aard te zijn. In de jaren 1950 deed de Amerikaanse psycholoog Paul Ekman uitgebreid onderzoek naar gezichtsuitdrukkingen in verschillende culturen. Zijn bevindingen waren in overeenstemming met Darwin’s idee van universaliteit. Zelfs de leden van de meest afgelegen en geïsoleerde stammen beeldden basisemoties uit met dezelfde gezichtsbewegingen als wij.
Wat meer is, het uitdrukken van emoties door gezichtsbewegingen is niet anders bij mensen die blind geboren zijn. Hoewel zij noch kunnen zien, noch anderen kunnen imiteren, gebruiken zij nog steeds dezelfde gezichtsuitdrukkingen om hun emoties te projecteren als ziende mensen doen.
Er zijn echter een paar uitzonderingen.
Mensen met schizofrenie en personen in het autisme spectrum hebben niet alleen moeite met het herkennen van non-verbale uitingen van emoties, maar ook met het zelf produceren van deze spontane uitingen. Zij blijven meestal uitdrukkingsloos of hebben blikken die moeilijk te interpreteren zijn.
De James-Lange theorie van emotie
Een decennium na Darwin’s studie, stelden de vader van de Amerikaanse psychologie William James en de Deense fysioloog Carl Lange een nieuwe theorie van emotie voor die als basis heeft gediend voor de gezichtsfeedback hypothese. De James-Lange theorie houdt in dat onze gezichtsuitdrukkingen en andere fysiologische veranderingen onze emoties creëren.
James illustreerde deze bewering met een verhaal van een man die door een beer werd achtervolgd. Een man heeft de pech in een bos een beer tegen te komen. Hij is bang en, natuurlijk, zijn hart gaat tekeer en hij begint te zweten terwijl hij wegrent. Volgens de psycholoog zijn het precies deze fysiologische veranderingen die het angstgevoel van de man uitlokken. Met andere woorden, hij rent niet weg van de beer omdat hij bang is. Hij is bang vanwege zijn fysiologische reactie op het wegrennen.
Fritz Stracks cartoon-experiment
In 1988 voerden de Duitse psycholoog Fritz Strack en zijn collega’s een bekend experiment uit om de gezichtsfeedback-hypothese aan te tonen. De deelnemers aan Strack’s experiment kregen de opdracht naar cartoons te kijken en te zeggen hoe grappig zij deze cartoons vonden. Dit moesten ze doen terwijl ze een pen in hun mond hielden. Sommige deelnemers hielden de pen met hun lippen vast, waardoor het gezicht in een frons-achtige uitdrukking werd geduwd. Anderen hielden de pen met hun tanden vast, waardoor een glimlach werd geforceerd.
Strack’s resultaten kwamen overeen met de gezichtsfeedback-hypothese en werden sindsdien bevestigd door verschillende andere studies. De deelnemers die een pen gebruikten om een glimlach na te bootsen, dachten dat de cartoons grappiger waren dan degenen die fronsten. De emoties van de deelnemers werden duidelijk beïnvloed door hun gezichtsuitdrukkingen.
Karakteristieken van gezichtsfeedback
De hersenen zijn zo geprogrammeerd dat ze de gezichtsspieren op specifieke manieren gebruiken om emoties weer te geven. Wanneer ze worden samengetrokken, trekken de gezichtsspieren aan de huid, waardoor we talloze uitdrukkingen kunnen produceren, variërend van fronsen tot glimlachen, een wenkbrauw optrekken en knipogen. In feite zijn wij in staat om duizenden verschillende gelaatsuitdrukkingen te maken, die elk tussen 0,5 en 4 seconden duren.
Maar gezichtsuitdrukkingen kunnen ook verschillende gradaties van emoties aangeven. Wanneer wij lichtelijk boos zijn, vertonen wij slechts een lichte frons en enigszins gegroefde wenkbrauwen. Als we woedend zijn, wordt onze uitdrukking opvallender. Bovendien kunnen we combinaties van verschillende emoties tonen door subtiele variaties van onze gezichtsbewegingen.
De gezichtsfeedbackhypothese heeft het sterkste effect als het gaat om modulatie, dat wil zeggen, het intensiveren van onze bestaande gevoelens in plaats van het initiëren van een geheel nieuwe emotie.
Moduleren betekent ook dat als we vermijden onze emoties te tonen met behulp van onze gezichtsspieren, we als gevolg daarvan een zwakkere emotionele respons zullen ervaren. We zullen de emoties niet zo sterk voelen als we anders zouden doen. Het gebrek aan gezichtsuitdrukkingen of de remming van deze uitdrukkingen leiden tot de onderdrukking van onze emotionele toestanden.
Toepassingen van de Gezichts-feedback hypothese
Het gezichts-feedback fenomeen heeft verschillende mogelijke toepassingen. Het kan ons helpen positiever te zijn, onze emoties beter te beheersen, en onze gevoelens van empathie te versterken. We kunnen de gezichtsfeedback-hypothese eenvoudigweg gebruiken om ons beter te laten voelen in situaties die we liever vermijden. Als we bijvoorbeeld een glimlach forceren in plaats van te fronsen bij een saaie gebeurtenis, kunnen we ons misschien zelfs een beetje meer gaan vermaken. We kunnen dezelfde oefening gebruiken wanneer we ons overweldigd, machteloos of gestrest voelen.
Onderzoek toont aan dat het reguleren van emoties door middel van gezichtsfeedback positieve resultaten kan hebben op gebieden variërend van psychotherapie tot opvoeding van kinderen en uithoudingsprestaties.