genetische code
De genetische code is een verzameling regels die bepalen hoe de vier-letter code van DNA wordt vertaald in de 20-letter code van aminozuren, die de bouwstenen zijn van eiwitten. De genetische code is een reeks van drie-letter combinaties van nucleotiden, codons genaamd, die elk corresponderen met een specifiek aminozuur of stopsignaal. Het concept van codons werd voor het eerst beschreven door Francis Crick en zijn collega’s in 1961. In datzelfde jaar voerden Marshall Nirenberg en Heinrich Matthaei experimenten uit die een begin maakten met het ontcijferen van de genetische code. Zij toonden aan dat de RNA-sequentie UUU specifiek codeerde voor het aminozuur fenylalanine. Na deze ontdekking identificeerden Nirenberg, Philip Leder, en Gobind Khorana de rest van de genetische code en beschreven zij volledig elk codon van drie letters en zijn corresponderende aminozuur.
Er zijn 64 mogelijke permutaties, of combinaties, van nucleotide-sequenties van drie letters die kunnen worden gemaakt van de vier nucleotiden. Van deze 64 codons staan 61 voor aminozuren, en drie zijn stoptekens. Hoewel elk codon specifiek is voor slechts één aminozuur (of één stopsignaal), wordt de genetische code beschreven als gedegenereerd, of redundant, omdat één aminozuur door meer dan één codon kan worden gecodeerd. Het is ook belangrijk op te merken dat de genetische code niet overlapt, wat betekent dat elke nucleotide deel uitmaakt van slechts één codon – één nucleotide kan geen deel uitmaken van twee aangrenzende codons. Bovendien is de genetische code bijna universeel, met slechts zeldzame variaties. Zo hebben bijvoorbeeld mitochondriën een alternatieve genetische code met kleine variaties.