Het Osmaanse gierstwezen: Non-Territorial Autonomy and its Contemporary Legacy

Abstract

Historici en sociale wetenschappers beschouwen het Osmaanse gierstsysteem als een succesvol voorbeeld van niet-territoriale autonomie. De Osmaanse heersers erkenden de verscheidenheid aan religieuze en etnische gemeenschappen waaruit het rijk bestond en begrepen ook dat deze verscheidenheid niet kon en mocht worden geassimileerd in een overkoepelend principe van gelijkvormigheid. In plaats daarvan organiseerden zij een reeks ad hoc onderhandelingen met de hoofden van de religieuze gemeenschappen, die uitmondden in wat bekend werd als het millet-systeem. Onder deze regelingen organiseerden Joodse, Grieks-orthodoxe en Armeense gemeenschappen hun bestaan in het keizerrijk en overleefden door middel van een veralgemeend systeem van keizerlijke tolerantie en intensieve onderhandelingen. In dit artikel worden de belangrijkste kenmerken van het millet-systeem beschreven, en wordt gekeken naar de erfenis die het heeft nagelaten aan bepaalde opvolgerstaten, met name Egypte, Israël, Libanon en Turkije. Het betoogt dat dit soort niet-territoriale autonomie het meest geschikt was voor de geografische spreiding van minderheden, maar ook voor de strategische doelen van het Osmaanse Rijk. Hoewel dit model later werd geïdealiseerd, had het niet alleen tot gevolg dat minderheden autonomie kregen, maar ook dat zij onder controle van de staat bleven.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.