Toen de 16-jarige George Nissen uit Cedar Rapids, Iowa, in 1930 het circus bezocht, begon zich in het hoofd van de jonge turner een idee te vormen. Hij keek naar de luchtacrobaten die zich van de hoge tribunes lieten vallen en met een zachte stuit op het vangnet beneden landden.
Kon hij een toestel maken waarmee iemand kon blijven stuiteren?
Het duurde een aantal jaren en een paar mislukte prototypen, maar uiteindelijk vond Nissen succes. Zijn uitvinding, die hij een “tuimelapparaat” noemde, werd 75 jaar geleden, op 6 maart 1945, gepatenteerd. Later kreeg hij een geregistreerd handelsmerk voor “Trampoline”, dat afkomstig was van el trampolín, het Spaanse woord voor “duikplank”.
Nissen zou nog 44 patenten ontvangen, waarvan vele betrekking hadden op zijn tuimelapparaat, en hielp bij het creëren van de gymnastische sport trampolinespringen, die acrobatiek combineert met stuiteren. Hij leefde lang genoeg om het een Olympisch evenement te zien worden op de Spelen van 2000 in Sydney en mocht de trampoline testen op de Spelen van Peking in 2008. Trampolinespringen is immens populair geworden met een omzet van bijna 400 miljoen dollar voor achtertuinopstellingen en in indoorparken in het hele land.
“Papa was erg trots op zijn uitvinding en waar het toe heeft geleid,” zegt Dian Nissen, de dochter van de uitvinder en een nationaal trampolinekampioen. “Hij hield ervan en kon er niet van weglopen. Ik weet dat hij heel blij zou zijn geweest als zoveel mensen de trampoline vandaag de dag zouden gebruiken.”