Is Aramees en Hebreeuws dezelfde taal
De Israëlieten spraken Hebreeuws totdat zij in krijgsgevangenschap werden weggevoerd. Toen de Joden uit Babylon terugkeerden, na zeventig jaar gevangenschap, spraken zij de taal van de Chaldeeën. Was dat dezelfde taal als Hebreeuws, hun oorspronkelijke taal?
Sommigen zeggen dat het dezelfde taal is, alleen een ander dialect, maar de Bijbel zegt iets anders. De Joden die Hebreeuws spraken, zouden een tolk nodig hebben om het Chaldeeuws te verstaan, tenzij zij het als een aparte taal hadden geleerd.
In 2 Koningen18 v 26 lezen we: “Toen zeiden Eliakim, de zoon van Hilkia, en Shebna en Joah tegen Rabshakeh: “Spreek nu tot uw dienaren in het Aramees, want dat verstaan wij; en spreek niet tot ons in het Judeeuws in het gehoor van het volk dat op de muur staat”(NASB).
Dit was in de tijd dat Jeruzalem omsingeld was door de legers van Assyrië en de aanvoerder van het Assyrische leger sprak in het Hebreeuws tot de Joodse leiders, die niet wilden dat het gewone volk hoorde wat hij zei. Met andere woorden, het waren twee verschillende talen waarvoor een tolk nodig was.
Toen Nebukadnessar, de koning van Babylon, de Joden wegvoerde naar Babylon, lazen we dat hij de edelen beval Aramees te leren.
Daniël 1 vers 3-5 zegt: “Toen beval de koning aan Ashpenaz, de overste van zijn ambtenaren, om enige van de zonen van Israël, waaronder enige van de koninklijke familie en van de edelen, jongeren die geen gebrek hadden, die er goed uitzagen, die intelligentie toonden in elke tak van wijsheid, begiftigd met verstand en onderscheidingsvermogen, en die geschikt waren om aan het hof van de koning te dienen, en hij beval hem om hun de literatuur en de taal van de Chaldeeën te leren. De koning gaf hun een dagelijks rantsoen van de uitgelezen spijzen van de koning en van de wijn die hij dronk, en bepaalde dat zij drie jaar zouden worden opgeleid, aan het eind waarvan zij in dienst van de koning moesten treden”. (NASB)
Toen de gewone Jood na meer dan zeventig jaar eindelijk naar Jeruzalem terugkeerde, schreef Ezra voor uit het boek der wet te lezen. De taal van de Joden zou nu Aramees zijn geweest, maar het wetboek zou in het Hebreeuws zijn geweest, dus de Levieten vertaalden het zodat het gewone volk het begreep.
Nehemia 8 v8, “Zij lazen uit het boek, uit de wet van God, en vertaalden om de zinnen te geven, zodat zij het gelezene verstonden” (NASB).
AlfredEdershein vertelt ons in zijn boek The Life and Times of Jesus the Messiah, dat na hun terugkeer uit de Babylonische gevangenschap de taal die door de Joden gesproken werd niet langer Hebreeuws was, maar Aramees. Het gewone volk was onwetend over het zuivere Hebreeuws, dat de taal werd van de studenten en de Synagoge. Zelfs daar werd een tolk ingezet om het schrift te vertalen, wanneer het in het openbaar werd voorgelezen (hoofdstuk 1).
De naam van Jezus in het Aramees was Jesjoea, een vertaling van de Hebreeuwse naam Jehosjoea.
De gewone taal in de tijd van Christus was Aramees, maar Grieks was ook een veelgebruikte taal, vooral op het gebied van handel en nijverheid.