Japan: Een Geografische Schets
Japan: A Geographical Sketch
Japan is een eilandnatie. Het bestaat uit vier hoofdeilanden – Hokkaido, Honshu, Shikoku en Kyushu – meer dan 3000 kleine aangrenzende eilanden en eilandjes in de Nanpo-keten en meer dan 200 andere kleinere eilanden in de Ryukyu-archipel. De vier grote eilanden worden gescheiden door smalle zeestraten en strekken zich uit langs een noordoost-zuidwest as en vormen zo een natuurlijke eenheid.
De Japanse archipel ligt voor de oostkust van Azië, van het vasteland gescheiden door de Zee van Japan. De afstand tussen Japan en het Aziatische continent bedraagt ongeveer 124 mijl (200 kilometer), met het Koreaanse schiereiland als dichtstbijzijnde landmassa. De Japanse eilanden beslaan ongeveer 381.000 km2 en meten bijna 3.800 km2 van noord naar zuid.
Meer dan tweederde van Japan is bergachtig. Een lange keten van bergen loopt door het midden en verdeelt het in tweeën. De ene helft kijkt uit op de Stille Oceaan, de andere op de Zee van Japan. De Japanse eilanden zijn in feite de toppen van bergruggen die aan de buitenrand van het Aziatische continentale plat werden opgeheven.
Het is in de vlakten en bergbekkens dat het grootste deel van de bevolking is geconcentreerd. Dit betekent dat de meeste steden, fabrieken, boerderijen en mensen op een derde van het totale Japanse grondgebied zijn samengeperst.
Japan ligt in het Pacifisch Bekken, een zone waar de aardkorst onstabiel is. Elk jaar doen zich vele aardbevingen voor. De bergen van Japan zijn vulkanisch en meer dan veertig van de vulkanen zijn actief.
Japan ligt op ongeveer dezelfde breedtegraad als de oostkust van de Verenigde Staten. Seizoensveranderingen zijn duidelijk merkbaar. Twee grote oceaanstromingen beïnvloeden het klimaat van Japan. De Zwarte Stroom stroomt noordwaarts aan de kant van de Stille Oceaan en verwarmt gebieden tot in Tokio, terwijl een andere stroom zuidwaarts stroomt langs de noordelijke Stille Oceaan en de aangrenzende kustgebieden afkoelt. De moessonwinden dragen bij tot de hete en vochtige zomers, de regenseizoenen in de vroege zomer en de vroege herfst, en de koude noordelijke winters.