Japans kolonialisme in Korea, 1910-1945
Abstract
Om Korea uit de Chinese wereld te verdrijven waren twee oorlogen nodig, de eerste al genoemd, de Sino-Japanse oorlog van 1895-96, en de tweede, de Russo-Japanse oorlog van 1904. Korea bevond zich in een positie die niet leek op die van een pasgeboren kalf, weerloos tegenover de Japanse keizerlijke wolf. Japan was de eerste oosterse staat die intellectueel en cultureel de kracht van de westerse industrialisatie en de bijbehorende militaire technologie begreep. De Japanners omarmden deze facetten van het Westen aanvankelijk met lede ogen, maar in het Meiji-tijdperk van 1876-1920 wierpen zij zich op de heropbouw van hun eigen economische structuur en militair apparaat. Hoewel zij de voorkeur gaven aan hun eigen manier van doen, klaagden zij niet, zoals China, over het onvermijdelijke en verzetten zij zich tegen de industrialisatie onder een versie van de Chinese slogan “Chinese geest, westerse wetenschap”, of andere afleidingsmanoeuvres die de vooruitgang in westerse stijl in de weg stonden. Een van de zegeningen van Japans bewustzijn van het Westen was een modern leger en een moderne zeemacht en het wendde deze al snel aan in zijn voordeel ten opzichte van China en daarna Rusland, beide ten nadele van Korea.