Lucius Cornelius Sulla
Geboren 138 v. Chr.; gestorven 78 v. Chr. Romeins soldaat en staatsman.
Sulla werd geboren in een verarmd patriciërsgeslacht. Hij onderscheidde zich in de Jugurthijnse oorlog van 111-105 v. Chr., en van 104 tot 102 diende hij in de oorlog tegen de Teutoni en de Cimbri. In 93 v. Chr. was hij praetor, en in 92 v. Chr. propraetor van Cilicië; hij streed tegen Mithridates VI Eupator om invloed in het naburige Cappadocië. In 88 v. Chr. werd hij tot consul gekozen. Toen Sulla zowel de door het lot toegewezen provincie Asia als het commando over de Eerste Mithridatische Oorlog van 89-84 v. Chr. verloor (een volkstribuun, Sulpicius Rufus, liet het commando aan Marius overdragen), vluchtte hij naar zijn leger in Nola, Campania, en marcheerde naar Rome. Na de inname van de stad trad hij hard op tegen zijn tegenstanders (Marius was gevlucht) en vaardigde wetten uit die gunstig waren voor de optimaten.
In 86 v. Chr. nam Sulla Athene in nadat hij een overwinning op Mithridates had behaald en in 84 v. Chr. vrede met hem had gesloten. Hij stelde een schadeloosstelling vast voor de provincie Asia en keerde zich tegen de partij van Marianus, die onafhankelijk oorlog voerde tegen Mithridates. In 83 v. Chr. landde Sulla in Italië en versloeg de consulaire legers van C. Norbanus, Marius de Jongere, en Papirius Carbo.
Sulla’s overwinningen gaven hem volledige controle over Rome, dat hij regeerde volgens de oude vorm van een dictatoriale magistratuur. Tegen de gewoonte in werd Sulla echter voor onbeperkte tijd tot dictator benoemd “voor het schrijven van de wetten en het vestigen van de republiek”. Sulla’s dictatorschap ging gepaard met terreur op een schaal die Rome nooit eerder had gekend: ongeveer 4.700 Romeinse burgers werden het slachtoffer van de verbanning en hele stammen werden uitgeroeid, waaronder de Samnieten en de Etrusken. Sulla werd in de eerste plaats gesteund door de beroepsmilitairen. Zijn wetgeving weerspiegelde echter de belangen van de senatoriale oligarchie, die vreemd waren aan de belangen van de soldaten; hij probeerde de politieke activiteit van de populares te blokkeren, evenals alle nieuwe pogingen tot militaire overnames. Tribunen werden beroofd van bijna alle rechten en van de mogelijkheid om een politieke carrière na te streven. Het gerecht werd volledig in handen van de senatoren gelegd. Wetten werden uitgevaardigd om de openbare verkoop van graan af te schaffen, om individuen en hele steden burgerrechten te ontnemen, en om de colleges van priesters en auguren uit te breiden. Een belangrijke steunpilaar van het regime waren de oud-strijders (27 legioenen) die zich in geheel Italië hadden gevestigd in nederzettingen op door confiscatie verkregen landerijen (en in het bijzonder in alle steden die Sulla tegenstand boden). Bijna 10.000 slaven van in ongenade gevallen burgers werden vrijgelaten.
Sulla’s dictatuur bracht een diepe crisis aan het licht in de structuur van de republiek; objectief gezien had zij de evolutie van nieuwe regeringsvormen tot gevolg. In 79 v. Chr. legde Sulla zijn macht neer, maar hij bleef invloed uitoefenen op het politieke toneel.