Meditatie of medicatie? Mindfulnesstraining versus medicatie in de behandeling van ADHD bij kinderen: een gerandomiseerde gecontroleerde trial
Attention-Deficit-Hyperactivity-Disorder (ADHD) is een van de meest voorkomende kinderstoornissen, met een prevalentie van 5 % . Kinderen en adolescenten met ADHD vertonen onoplettend, impulsief en hyperactief gedrag dat interfereert met hun (sociaal) functioneren of ontwikkeling en zich in meer dan één setting voordoet (bijv. in sociale situaties, op school, op het werk of thuis). Volgens de diagnostische criteria van de vijfde editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) verwijst onoplettend gedrag naar moeilijkheden met het organiseren en plannen van taken of activiteiten en met het vasthouden van de aandacht gedurende langere perioden, zoals afdwalen tijdens taken of een gebrek aan doorzettingsvermogen. Voorbeelden van hyperactief gedrag zijn rennen en klimmen in ongepaste situaties, friemelen of tikken met handen of voeten, en overmatig praten. Impulsiviteit verwijst naar problemen met het remmen van pro-actieve reacties, zoals het onderbreken van of binnendringen in gesprekken of activiteiten van anderen, antwoorden voordat een vraag is voltooid, en het nemen van belangrijke beslissingen zonder vooruit te denken. Afhankelijk van welk hoofdsymptoom het meest aanwezig is, kunnen drie soorten ADHD-classificaties worden onderscheiden: een overwegend onoplettende presentatie (ook bekend als Attention Deficit Disorder, ADD), een overwegend hyperactieve/impulsieve presentatie, of een gecombineerde presentatie.
Het is aangetoond dat kinderen en adolescenten met de diagnose ADHD een substantiële economische impact hebben op de samenleving . Een meta-analyse beoordeelde zeven in Europa gebaseerde studies en ontdekte dat de gemiddelde totale jaarlijkse kosten in verband met ADHD bij kinderen tussen € 9.860 en € 14.483 per patiënt liggen, en de nationale jaarlijkse kosten varieerden van € 1.041 tot € 1.529 miljoen. Met 648 miljoen waren de meeste kosten gerelateerd aan onderwijs. De kosten voor de gezondheidszorg voor ADHD bij kinderen werden geschat tussen 87 en 377 miljoen euro, en de kosten voor sociale voorzieningen bedroegen 4,3 miljoen euro per jaar. Vanuit een gezinsperspectief dragen gezinsleden van kinderen en adolescenten met ADHD bij aan de economische last met 161 miljoen euro aan gezondheidszorgkosten, en met 143 tot 339 miljoen euro vanwege productiviteitsverlies.
Medicatie en psychosociale interventies zijn de meest gebruikte behandelingen voor het verminderen van ADHD-symptomen bij kinderen en adolescenten. Wat medicatie voor ADHD betreft, zijn psychostimulantia, met name methylfenidaat, wereldwijd het meest voorgeschreven geneesmiddel en worden ze sinds de jaren 1990 in toenemende mate gebruikt, met een berekend wereldwijd verbruik van 72 ton (2,4 miljard gedefinieerde dagelijkse doses voor statistische doeleinden) methylfenidaat in 2013 . In de loop der jaren vond de hoogste consumptie van methylfenidaat plaats in de Verenigde Staten. Sinds 2000 laten echter ook veel andere landen, waaronder Nederland, een sterke stijging van het gebruik van methylfenidaat zien . In Nederland gebruikten in 2012 130.000 jongeren methylfenidaat , dat was op dat moment 3,2 % van de Nederlandse jongeren . In 2014 waren de grootste groep methylfenidaatgebruikers kinderen met ADHD tussen 11 en 14 jaar , meer dan 70 op de 1000 kinderen in deze leeftijdscategorie met ADHD gebruikten methylfenidaat . Hoewel het aantal diagnoses in Nederland in de loop der jaren is toegenomen, en daarmee ook het gebruik van medicatie, blijft het percentage kinderen dat medicatie gebruikt stabiel, dat is ongeveer tweederde van de kinderen met de diagnose ADHD en eenderde van de kinderen met de diagnose ADD . Vele studies hebben aangetoond dat methylfenidaat doeltreffend is bij de behandeling van ADHD bij kinderen en dat het, wanneer gecontroleerd wordt voor placebo-effecten, gunstige effecten heeft bij ongeveer 70% van de kinderen met ADHD . Volgens internationale richtlijnen wordt aanbevolen om methylfenidaat voor te schrijven als eerste middel van keuze wanneer een farmacologische behandeling geïndiceerd is. Pas wanneer dit middel niet het gewenste effect sorteert, wordt geadviseerd om andere medicatie voor te schrijven (voornamelijk dextroamfetamine en atomoxetine). Internationale richtlijnen adviseren verder dat farmacologische behandeling altijd deel moet uitmaken van een meer omvattend behandelingsprogramma dat psycho-educatie omvat en mogelijk ook gedragsbehandeling, oudertraining, en/of door de leraar gegeven gedragstherapie. De richtlijnen van de American Academy of Child and Adolescent Psychiatry (AACAP) suggereren echter ook dat wanneer een patiënt met ADHD robuuste gunstige effecten ondervindt van farmacologische behandeling, en daardoor normaal functioneert op verschillende levensdomeinen, dat deze behandeling alleen voldoende is. Deze aanbeveling wordt ondersteund door gerandomiseerde gecontroleerde trials (RCT’s) zoals de Multimodal Treatment of ADHD (MTA) studie en een meta-analyse , waarbij methylfenidaat werd vergeleken met psychosociale behandeling en hun combinatie.
In de MTA studie werden 579 kinderen gerandomiseerd over 14 maanden methylfenidaat behandeling, intensieve gedragsbehandeling, een combinatie van deze twee behandelingen, of standaard gemeenschapszorg. Kinderen die een gecombineerde behandeling en medische behandeling kregen, vertoonden een grotere afname in ADHD-symptomen in vergelijking met kinderen die een gedragsbehandeling of gemeenschapszorg kregen. Bovendien had de gecombineerde behandeling geen additief effect in het verminderen van ADHD-symptomen in vergelijking met medische behandeling alleen. Van der Oord et al. vergeleken 24 studies, waaronder de MTA studie, over de effectiviteit van methylfenidaat, psychosociale behandeling, of hun combinatie bij kinderen met ADHD. Geconcludeerd werd dat zowel methylfenidaat als psychosociale behandeling effectief waren in het verminderen van ADHD-symptomen, maar dat psychosociale behandeling alleen kleinere effecten had dan methylfenidaat en een gecombineerde behandeling. Vergelijkbaar met de bevindingen van de MTA studie, bleek ook in deze meta-analyse psychosociale behandeling geen additieve waarde te hebben ten opzichte van methylfenidaat in het terugdringen van ADHD sympotmen. Een andere meta-analyse vergeleek gerandomiseerde gecontroleerde studies die de effecten evalueerden van niet-farmacologische behandeling voor ADHD, zowel dieetinterventies (Restricted Elimination Diets; n = 7, uitsluiting van kunstmatige voedingskleurstoffen; n = 8, en vrije vetzuursuppletie; n = 11) als psychosociale interventies (cognitieve training; n = 6, neurofeedback; n = 8, en gedragsinterventies; n = 15). Voor alle 6 soorten interventies toonden de resultaten een vermindering van de kernsymptomen van ADHD wanneer beoordeeld door een persoon (vaak ongeblind) die het dichtst bij de therapeutische setting stond. Echter, wanneer beoordelingen van personen die blind waren voor de behandelingsconditie werden geëvalueerd, bleven alleen vrije vetzuursuppletie en uitsluiting van kunstmatige voedingskleurstoffen effectief in het verminderen van de kernsymptomen van ADHD. De auteurs concludeerden dat de gevonden effectgroottes voor niet-farmacologische behandelingen aanzienlijk lager zijn dan die gevonden in studies over ADHD medicatie en dat beter bewijs van geblindeerde beoordelingen nodig is voor psychosociale interventies voor ADHD om te kunnen worden aangeboden als evidence-based behandelingen. In een eerdere meta-analyse werden 174 studies naar de effectiviteit van psychosociale interventies (ouder-, leerkracht-, en kindgebaseerd) voor kinderen met ADHD geïncludeerd. De algemene resultaten laten zien dat psychosociale interventies effectief zijn in het verminderen van ADHD-symptomen en dat de in deze studie gevonden effectgroottes vergelijkbaar zijn met die gevonden voor stimulerende medicatie voor ADHD. Het verschil tussen de laatste twee meta-analyses is echter dat Sonuga-Barke e.a. alleen RCT’s includeerden die in de hoogste categorie van bewijs vallen, dat wil zeggen bewijs van ten minste één RCT , terwijl Fabiano e.a. ook studies includeerden die in lagere categorieën van bewijs vallen (bijv. ongecontroleerde studies en single-case studies). Bovendien includeerden Fabiano e.a. kinderen met externaliserende gedragsproblemen maar zonder een diagnose van ADHD, wat ook een deel van de zeer positieve uitkomsten kan verklaren. Tenslotte, een grote recente review over de effecten van methylfenidaat alleen voor kinderen en adolescenten (n = 12.245, leeftijd variërend van 3 tot 21 jaar) met ADHD includeerde 185 RCT’s waarin methylfenidaat werd vergeleken met placebo of geen interventie . Uit de resultaten blijkt dat methylfenidaat de belangrijkste symptomen van ADHD kan verminderen en het algemene gedrag en de kwaliteit van leven kan verbeteren. Echter, door veelal slecht opgezette onderzoeken en daardoor een hoog risico op bias bij alle geïncludeerde onderzoeken, is de kwaliteit van het bewijs laag. Beter opgezette RCT’s, vooral met betrekking tot het blinderingsproces, zijn nodig om het bewijs voor de effectiviteit van methylfenidaat verder vast te stellen. Bovendien benadrukken de auteurs het belang van grote RCT’s van niet-farmacologische behandelingen voor ADHD.
Samengevat suggereren de internationale richtlijnen voor de behandeling van ADHD, gesteund door de huidige kennis over de effectiviteit van methylfenidaat in vergelijking met het wat meer ambivalente bewijs van de effectiviteit van andere behandelingsopties, dat methylfenidaat voor kinderen met ADHD tot op heden nog steeds de eerstelijns behandeling is. Bovendien, kijkend naar de kosteneffectiviteit van medicatie versus gedragsbehandeling, lijkt medicatie ook de voorkeursoptie te zijn, aangezien geschat werd dat de medische kosten per kind met ADHD $1079 bedragen gedurende een periode van 14 maanden, terwijl de kosten voor gedragsbehandeling per kind met ADHD $7176 bedragen gedurende diezelfde periode. Niettemin neemt de bezorgdheid over de frequentie van het voorschrijven van methylfenidaat en de mogelijke nadelen daarvan steeds meer toe . Deze zorgen zijn terecht, gezien de literatuur over de aanzienlijke beperkingen van (stimulerende) medicatie voor ADHD. Ten eerste kan het gebruik van stimulerende medicatie leiden tot bijwerkingen zoals slapeloosheid, verlies van eetlust, buikpijn, hoofdpijn, angst, stress, en nervositeit . In de MTA-studie had 64,1% van de kinderen last van een of meer milde, matige of ernstige bijwerkingen. Ten tweede, stimulerende medicatie werkt alleen op korte termijn en de symptomen keren terug zodra de medicatie wordt gestopt . Daarom moeten kinderen met ADHD de medicatie voor langere tijd blijven gebruiken om de gunstige effecten te behouden. Ten derde, zoals eerder vermeld, vertoont ongeveer 70 % van de kinderen met ADHD een symptomatische respons op methylfenidaat, maar tot 30 % van de kinderen heeft helemaal geen baat bij methylfenidaat . Wanneer andere farmacologische behandelingen voor ADHD systematisch worden toegediend, reageert nog steeds 10 % van de kinderen op geen van de medicijnen. Ten vierde is de therapietrouw vaak laag met non-adherentiepercentages tussen 13,2 en 64 % bij mensen met ADHD . Niet- therapietrouw is groter voor kortwerkende stimulerende middelen dan voor langwerkende stimulerende middelen. Niet- therapietrouw kan te wijten zijn aan onvoldoende toezicht, waaronder vertraagde of gemiste doses, maar ook omdat patiënten vergeten of weigeren medicatie in te nemen . De meest voorgeschreven stimulerende middelen zijn kortwerkend, waaronder methylfenidaat, en moeten 2 of 3 keer per dag worden ingenomen. Als gevolg hiervan moeten kinderen de medicatie in het openbaar innemen, bijvoorbeeld op school, wat gênant of (sociaal) stigmatiserend kan zijn . Ten vijfde zijn stimulerende medicijnen een contra-indicatie voor mensen met schizofrenie, hyperthyreoïdie, hartritmestoornissen, angina pectoris, en glaucoom. Bovendien is extra voorzichtigheid geboden in geval van hoge bloeddruk, depressie, tics, epilepsie, anorexia, autisme spectrum stoornissen, ernstige mentale retardatie, of een voorgeschiedenis van drugsmisbruik of alcoholisme . Ten zesde is de veiligheid van medicatie voor kinderen met ADHD niet volledig bekend. Terwijl bijwerkingen op korte termijn omkeerbaar kunnen zijn wanneer de medicatie wordt gestopt, is er weinig bekend over bijwerkingen op lange termijn. Er is beperkte literatuur over de invloed van langdurig medicatiegebruik op groei, bloeddruk, hartslag, en het optreden van suïcidale, psychotische en manische symptomen. Sommige studies vonden dat kinderen met ADHD die medicatie gebruiken gedurende meerdere jaren een verminderde groei en gewicht vertonen in vergelijking met hun leeftijdsgenoten. Het verschil in groei lijkt echter na verloop van tijd af te zwakken en er is discussie over de vraag of de uiteindelijke volwassen groei wordt beïnvloed. Ten zevende is de effectiviteit van langdurig gebruik van methylfenidaat niet volledig bekend. Studies naar de effectiviteit van ADHD medicatie laten robuuste effecten zien op symptoomreductie en andere levensfunctiedomeinen tot 2 jaar later . Tot nu toe is er weinig bekend over de effectiviteit na deze periode. De resultaten van de MTA-studie met een follow-up van 8 jaar laten echter voor de meeste kinderen geen voordelen zien van medicamenteuze behandeling na 2 jaar.
Omwille van de hierboven genoemde beperkingen en onzekerheden, zien kinderen en hun ouders medicatie mogelijk niet als een aanzienlijke optie. Zij staan er niet voor open om medicatie te proberen maar willen graag een niet-farmacologische behandeling. Concluderend, medicatie is wereldwijd de primaire behandeling van keuze voor kinderen met ADHD, maar heeft enorme nadelen, en psychosociale behandelingen, tot nu toe, hebben onvoldoende effectiviteit aangetoond. Daarom is er een grote vraag naar alternatieve behandelingsmogelijkheden. Mindfulness training werd steeds populairder in het laatste decennium, met studies die veelbelovende resultaten laten zien in dit ontluikende veld, en is om vele redenen een potentiële kanshebber in de behandeling van ADHD bij kinderen.
Mindfulness training is een interventie gebaseerd op Oosterse meditatietechnieken, die gericht is op het vergroten van het bewustzijn door doelgericht aandacht te schenken in het huidige moment, het verbeteren van niet-oordelende waarneming, en het verminderen van automatisch reageren . Mensen worden aangemoedigd hun aandacht te richten op interne ervaringen zoals lichamelijke gewaarwordingen, emoties, gedachten en neigingen tot actie, alsook op omgevingsstimuli zoals geuren en geluiden in hun omgeving. Het vermogen om de aandacht te richten en te houden op het huidige moment en om de aandacht terug te brengen naar het huidige moment wanneer deze afdwaalt, wat getraind wordt tijdens een mindfulness cursus, kan vooral gunstig zijn voor kinderen met ADHD, omdat 1 van de kernsymptomen van ADHD onoplettendheid is. Het beoefenen van mindfulness kan kinderen meer controle geven over hun aandacht, wat op zijn beurt ook weer gunstig kan zijn voor andere psychische symptomen . Bovendien moeten de voortdurende stromen van interne en externe stimuli die in 1’s bewustzijn binnenkomen worden geobserveerd zonder ze te evalueren of te beoordelen . Door dit te doen leert men – door ervaring uit de eerste persoon – te aanvaarden wat aanwezig is, onafhankelijk van de valentie van de stimulus. Patronen van gedachten, emoties en reacties zullen worden herkend, en dus, door er bewust aandacht aan te schenken, kunnen deze automatische patronen worden onderbroken. Men leert te reageren in plaats van te reageren op stimuli. Dit vermogen kan ook bijzonder gunstig zijn voor kinderen gediagnosticeerd met ADHD, als de andere kern symptoom is hyperactief en impulsief gedrag. Door op te merken welke impulsen opkomen of de neiging om hyperactief te reageren, schept 1 de mogelijkheid om te kiezen hoe te reageren, in plaats van te reageren op de automatische piloot.
Mindfulness meditatie is opgenomen in programma’s zoals Mindfulness Based Stress Reduction (MBSR) en Mindfulness Based Cognitive Therapy (MBCT) . MBSR werd oorspronkelijk ontwikkeld voor chronische pijnpatiënten om hen te helpen met hun ziekte om te gaan, terwijl MBCT (mindfulness meditatie geïncorporeerd met cognitieve therapie) werd ontwikkeld als een terugvalpreventiemethode voor patiënten die lijden aan terugkerende depressie. Uit een groot aantal studies blijkt dat op mindfulness gebaseerde interventies geassocieerd zijn met positieve psychologische effecten, zoals een verbeterd welzijn, een betere levenskwaliteit en een betere gedragsregulatie, en een vermindering van psychopathologie en emotionele reactiviteit. Er zijn sterke aanwijzingen voor de effectiviteit van mindfulness bij het verminderen van depressie, angst en stress bij volwassenen. Bovendien suggereert voorlopig bewijs uit mindfulness studies een vermindering van lichamelijke klachten, zoals (chronische) pijn en somatisatie stoornissen . Gu, Strauss, Bond, en Cavanagh voerden een meta-analytische review uit over welke mechanismen van verandering ten grondslag liggen aan een verbeterde mentale gezondheid en welbevinden bij volwassenen die een op mindfulness gebaseerde interventie volgden. De resultaten tonen aan dat de effecten van op mindfulness gebaseerde interventies indirect de geestelijke gezondheid verbeteren (bv. depressie, stress, angst, gemoedstoestand en negatief affect) via veranderingen in cognitieve en emotionele reactiviteit, mindfulness, en repetitief negatief denken. Voorlopig maar onvoldoende bewijs werd gevonden voor zelfcompassie en psychologische flexibiliteit als mechanismen van verandering. Een andere studie vond echter wel bewijs dat zelfcompassie een mediërend mechanisme is in de behandeluitkomsten van MBCT.
Hoewel de effecten van mindfulnesstraining bij volwassenen goed zijn vastgesteld, is onderzoek naar de effectiviteit van mindfulnesstraining in de kinder- en jeugdpsychiatrie een relatief nieuw domein. Het merendeel van het onderzoek op dit terrein richt zich op kinderen en adolescenten in niet-klinische steekproeven. De meta-analyse van Zoogman et al. omvatte 20 studies over mindfulness-gebaseerde interventies met jongeren, waarvan vier klinische studies. De resultaten tonen een kleine tot matige universele effectgrootte voor alle mindfulness interventies samen (del = 0,23), die de effecten van actieve controlegroepen overtreft. Bovendien suggereren de bevindingen dat mindfulnesstraining mogelijk gunstiger is voor klinische dan voor niet-klinische groepen, en ook effectiever in het verminderen van symptomen van psychopathologie dan andere uitkomstmaten. Deze studies tonen voorlopig bewijs dat mindfulness gebaseerde interventies ook gunstig zijn voor jongeren met een verscheidenheid aan psychologische symptomen, zoals verbeteringen werden gerapporteerd op maatregelen van aandacht, internaliserende en externaliserende gedragsproblemen, slaap, angst, en academische prestaties.
Wat betreft studies die zich specifiek richtten op de effecten van mindfulnesstraining voor kinderen en adolescenten met ADHD (en hun ouders), zijn er tot nu toe 8 studies uitgevoerd.
De studie van Bögels e.a. includeerde 14 klinisch verwezen adolescenten (in de leeftijd van 11 tot 18 jaar) met externaliserende stoornissen en hun ouders, waarvan twee adolescenten een primaire ADHD-diagnose hadden en nog eens twee met co-morbide ADHD. De adolescenten volgden een vroege versie van de 8-weekse MYmind mindfulness training met een parallelle mindful parenting training voor hun ouders (Bögels SM. MYmind: een mindfulness training voor kinderen met ADHD en hun ouders. In voorbereiding). Adolescenten en hun ouders werden gemeten op de wachtlijst, pre-test, post-test, en bij 8-weekse follow-up. Na de training rapporteerden de adolescenten een substantiële verbetering op persoonlijke doelen, internaliserende, externaliserende, en aandachtsproblemen, geluk, en mindful bewustzijn, en scoorden substantieel hoger op de d2 Test van Aandacht. Op hun beurt rapporteerden ouders bij de post-test een verbetering in hun adolescenten doelen, externaliserende en aandachtsproblemen, zelfcontrole, afstemming op anderen, en terugtrekking. Deze effecten bleven behouden bij een follow-up van 8 weken.
In de studie van Singh e.a. namen twee kinderen met ADHD (van 10 en 12 jaar) en hun moeders deel. Kinderen kregen een 12-sessies mindfulness training parallel aan de mindful parenting training van hun moeders, met behulp van een multiple baseline across mothers and children design. Moeders rapporteerden een verbetering in compliance door hun kind als resultaat van de mindful parenting training, compliance werd verder verhoogd door de kindertraining. De resultaten bleven behouden gedurende de 24-weekse follow-up. Bovendien toonden hun resultaten een verbeterde moeder-kind interactie en tevredenheid met hun ouderschap. Kinderen in deze studie werden alleen beoordeeld op een gedragsuitkomst, maar niet op kernsymptomen van ADHD.
Zylowska e.a. voerden een haalbaarheidsstudie uit met een pre- en post-test design, met 24 volwassenen en 8 adolescenten met ADHD, die een 8-weekse mindfulness training volgden die was aangepast voor ADHD. Na de training rapporteerden deelnemers een afname in zelf-gerapporteerde ADHD symptomen, maar niet hyperactiviteit, en verbeteringen op neurocognitieve taken voor maten van aandachtsconflict, maar niet werkgeheugen. Bij volwassenen werden verbeteringen gevonden in angst en depressie. Vanwege de lage aantallen in deze studie werden geen afzonderlijke conclusies getrokken voor adolescenten alleen.
In een studie van Haydicky e.a. werden effecten van een 20-weekse Mindfulness Martial Arts training geëvalueerd bij 60 kinderen in een klinische steekproef van adolescente jongens (12-18 jaar) met leerstoornissen, met behulp van een pre- en post-test design en een wachtlijst controlegroep. Achtentwintig deelnemers werden gediagnosticeerd met gelijktijdige ADHD, waarvan 14 werden toegewezen aan de mindfulness training en 14 aan de wachtlijst controlegroep. Bevindingen in deze subgroep toonden een afname in door ouders gerapporteerd externaliserend gedrag, oppositioneel uitdagende problemen, en gedragsproblemen. In een andere studie van Haydicky e.a. werden de effecten van de 8-weekse MYmindfulness training, voor adolescenten met ADHD (n = 18, leeftijd 13-18) en een parallelle mindful parenting training voor hun ouders (n = 17), geëvalueerd met behulp van een pre-post-follow-up design en een binnen-groep wachtlijst controle zonder randomisatie. Bij de post-test rapporteerden de adolescenten geen verbeteringen op één van de metingen. Ouders rapporteerden echter een afname in onoplettendheid, gedragsproblemen en relatieproblemen met leeftijdsgenoten bij hun adolescenten en in hun eigen opvoedingsstress. Ouders rapporteerden ook een toename in hun aandachtig ouderschap. Over het algemeen bleven de resultaten van de training behouden bij de 6-weekse follow-up en de adolescenten rapporteerden nu een afname in hun eigen internaliserende problemen.
Een andere studie mat de effecten van de MYmindfulness training voor 13-18 jarige adolescenten met ADHD (n = 9) en een parallelle mindful parenting training voor hun ouders (n = 13), gebruikmakend van een tijdreeks design tijdens baseline, de training, en zes maanden follow-up . De resultaten toonden een afname in stress bij ouders en adolescenten, en in distress bij ouders en adolescenten als gevolg van familieconflicten. Ouders, maar niet de adolescenten, rapporteerden een vermindering van de onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit van de adolescenten. Deze verbeteringen bleven over het algemeen behouden bij follow-up zes maanden later.
Ten slotte werden twee studies uitgevoerd door Bögels en collega’s. De eerste studie evalueerde de effecten van een vroege versie van de 8-weekse MYmindfulness training voor kinderen met ADHD (n = 22, leeftijd 8-12) met parallelle mindful parenting training, gebruikmakend van een pre-post-follow-up design en een binnen-groep wachtlijst controle zonder randomisatie . De resultaten toonden een significante vermindering van het door ouders beoordeelde ADHD gedrag van henzelf en hun kind, die gehandhaafd bleef bij follow-up. Bovendien werd een significante vermindering van ouderlijke stress en over-reactiviteit bij follow-up aangetoond. De tweede studie evalueerde de effecten van een vroege versie van de MYmindfulness training voor adolescenten met ADHD (n = 10, leeftijd 11-15) met parallelle mindful parenting training, gebruikmakend van een pre-post-follow-up design zonder randomisatie . De resultaten toonden een vermindering van zelfgerapporteerd ADHD gedrag bij adolescenten en verbeteringen op objectieve neuropsychologische computergestuurde taken van aandacht. Op basis van de rapporten van vaders en leerkrachten werd een afname in ADHD gedrag bij adolescenten aangetoond. Vaders rapporteerden verminderde opvoedingsstress als resultaat van de mindful parenting training en moeders rapporteerden een afname in ouderlijke over-reactiviteit. Bij de 8-weken follow-up waren de effecten nog sterker dan bij de post-test, maar bij de 16-weken follow-up namen de effecten af.
Samenvattend is de voorlopige effectiviteit van mindfulness training voor kinderen en adolescenten met ADHD duidelijk aangetoond in de bovengenoemde studies. Het huidige stadium van onderzoek op dit terrein wordt echter beperkt door een gebrek aan gerandomiseerde en gecontroleerde (klinische) trials met grote steekproeven, gestandaardiseerde formats voor interventies, objectieve maten, en die generaliseerbaar zijn buiten de interventiecontext . Daarom is het een logische stap om de (kosten)effectiviteit van mindfulness training, bij kinderen en adolescenten met ADHD, verder te onderzoeken in een goed opgezette RCT met een groot aantal deelnemers, waarin mindfulness training wordt geëvalueerd ten opzichte van methylfenidaat, de huidige voorkeursbehandeling voor ADHD bij kinderen.
Doelstellingen
Het primaire doel van deze RCT is om mindfulness training te vergelijken met de momenteel meest effectieve behandeling, methylfenidaat, voor kinderen met ADHD. Voor zover bekend zijn deze twee behandelingen nog niet eerder vergeleken in een RCT bij kinderen met ADHD. Effecten van mindfulness training voor kinderen gecombineerd met mindful parenting training op de primaire uitkomstmaten aandacht en hyperactiviteit/impulsiviteit worden vergeleken met die van methylfenidaat bij kinderen en adolescenten met ADHD. Daarnaast vergelijken we de effectiviteit van mindfulness training versus methylfenidaat met betrekking tot: 1) kosteneffectiviteit; 2) secundaire kindmaten: a) psychopathologie, b) stress, c) kwaliteit van leven, d) geluk, en e) slaap(problemen); 3) secundaire oudermaten: a) eigen ADHD en psychopathologie, b) stress, c) kwaliteit van leven, d) slaap(problemen), en e) opvoedingscompetentiegevoel; en 4) potentiële mechanismen van verandering: a) mindful bewustzijn (van ouders en kinderen in het algemeen, van ouders in hun opvoedende rol, en ouderlijke zelfcompassie), b) emotieregulatie (zelf- en emotieregulatie van het kind, en emotieregulatie van het gezin), en c) opvoeden (opvoedstijl en mindedness). Bovendien zal de therapietrouw (aanwezigheid bij wekelijkse sessies door ouder en kind en minuten thuis oefenen door ouder en kind) worden gecontroleerd.