Meiose
Meiotische recombinatie (kruising):
Je ouders hebben elk ten minste één paar allelen (versies van een gen) voor elke eigenschap (en veel paren allelen voor elke polygene eigenschap). Je eindigt met de helft van de gepaarde genen van mama en de helft van de gepaarde genen van papa. Maar elk niet-identiek-tweeling kind van deze ouders eindigt met een andere combinatie. Stel je bijvoorbeeld voor dat oogkleur door één gen wordt bepaald, en dat moeder B kan hebben, het allel voor bruine ogen of b, het allel voor blauwe ogen, en vader ook B of b. Dit leidt tot vier mogelijkheden: Je kunt B van moeder en B van vader krijgen, of B van moeder en B van vader, of B van moeder en B van vader, of B van moeder en B van vader. Elke zaadcel en eicel zal eindigen met ofwel B of B van moeder en ofwel B of B van vader. Het is een opgooi van de munt. Maar dit gebeurt onafhankelijk voor elke eigenschap, dus alleen omdat je je vaders bruine ogen hebt, betekent niet dat je ook zijn blonde haar krijgt. Elke broer of zus is 50% moeder en 50% vader, maar welke 50% van elk kan verschillen in de broers of zussen. Dit schuifelproces staat bekend als recombinatie of “crossing over” en vindt plaats terwijl de chromosoomparen in Metafase I op een rij staan.
In Metafase I staan homologe chromosoomparen op een rij.
Homologe chromosomen kunnen delen uitwisselen in een proces dat “crossing over” wordt genoemd.