Nationale Vulvodynie Associatie
Pijn is een complex fysiologisch proces. Een pijnboodschap wordt doorgegeven aan de hersenen door gespecialiseerde zenuwcellen die bekend staan als nociceptoren, of pijnreceptoren (afgebeeld in de cirkel rechts). Wanneer pijnreceptoren worden gestimuleerd door temperatuur, druk of chemicaliën, maken zij neurotransmitters vrij in de cellen. Neurotransmitters zijn chemische ‘boodschappers’ in het zenuwstelsel die de communicatie tussen zenuwcellen vergemakkelijken.
Zoals in het diagram te zien is, zenden deze boodschappers een pijnsignaal van de pijnreceptor naar het ruggenmerg, en vervolgens naar de thalamus, een gebied in de hersenen. De thalamus geeft het pijnsignaal vervolgens door aan andere delen van de hersenen om te worden verwerkt.
Als de hersenen de pijnboodschap hebben ontvangen en geïnterpreteerd, coördineren zij een passende reactie. De hersenen kunnen een signaal terugsturen naar het ruggenmerg en de zenuwen om de ernst van de pijn te vergroten of te verkleinen. De hersenen kunnen bijvoorbeeld het signaal geven dat natuurlijke pijnstillers, endorfines genaamd, vrijkomen. Anderzijds kunnen de hersenen het vrijkomen van neurotransmitters die de pijn versterken of hormonen die het immuunsysteem stimuleren om op een verwonding te reageren, sturen. Recent onderzoek heeft aangetoond dat mensen verschillende hoeveelheden van deze neurotransmitters bezitten, wat mogelijk verklaart waarom sommige mensen pijn intenser ervaren dan anderen. Bovendien is uit recent onderzoek gebleken dat genetische aanleg van invloed kan zijn op iemands gevoeligheid voor pijn.
Soorten pijn
In het algemeen wordt pijn in twee categorieën verdeeld: acuut en chronisch. Bij een acute pijnepisode geven pijnreceptoren informatie over een verwonding door aan het ruggenmerg en de hersenen, waardoor u het verwonde gebied gaat beschermen. Voorbeelden van acute pijn zijn dat u zich brandt aan het fornuis of dat u uw teen stoot. Dit soort pijn verdwijnt zodra het letsel is genezen. Soms geneest uw lichaam echter wel, maar blijven uw hersenen de pijn waarnemen. Genetica, fysiologische mechanismen en zelfs psychologische factoren kunnen een rol spelen bij de transformatie van acute naar chronische pijn. Proberen te bepalen hoe acute pijn precies chronisch wordt, is een van de grootste uitdagingen voor onderzoekers die pijn bestuderen.
De meeste medische zorgverleners definiëren chronische pijn als pijn die ten minste drie tot zes maanden aanhoudt, maar sommige zorgverleners beschrijven het als pijn die langer aanhoudt dan de normale genezingstijd van het lichaam. In sommige gevallen is chronische pijn het gevolg van een aanhoudende medische aandoening, zoals artritis of kanker, maar in veel gevallen heeft het geen aanwijsbare oorzaak.
Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen somatische, viscerale en neuropathische pijn. Somatische pijn ontstaat in de huid of het bewegingsapparaat en kan worden omschreven als scherp, pijnlijk, kloppend of knagend, terwijl viscerale pijn afkomstig is van een inwendig orgaan, bijvoorbeeld de maag, en meestal wordt omschreven als diep en pijnlijk. Neuropathische pijn is het gevolg van beschadiging van een of meer perifere zenuwen, het ruggenmerg of de hersenen, en wordt meestal omschreven als een brandend of stekend gevoel.
Chronische pijn kan maanden of jaren duren, constant of intermitterend zijn, en in hevigheid variëren in de loop van de tijd. Omdat we pijn associëren met een verwonding, zijn chronische pijnlijders vaak verbijsterd en verontrust over hun aandoening.