Pre-Staat Israël: Het Sykes-Picot-akkoord

Het Sykes-Picot-akkoord (officieel het Klein-Azië-akkoord van 1916) was een geheim akkoord dat tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gesloten tussen de Britse en Franse regeringen over de verdeling van het Ottomaanse Rijk onder de geallieerde mogendheden. Ook Rusland was op de hoogte van de besprekingen.

Klik om te vergroten:

Het Midden-Oosten volgens de Sykes-Picot Overeenkomst.

De eerste gespreksronde vond plaats in Londen op 23 november 1915. De Franse regering werd vertegenwoordigd door François-Georges Picot, een beroepsdiplomaat met veel ervaring in de Levant, en de Britse delegatie werd geleid door Sir Arthur Nicolson. De tweede gespreksronde vond plaats op 21 december, waarbij de Britten nu vertegenwoordigd werden door Sir Mark Sykes, een vooraanstaand deskundige op het gebied van het Oosten.

Na de desiderata van alle betrokken partijen – namelijk de Britten, de Fransen en de Arabieren – naast elkaar te hebben gelegd, werkten de twee staatslieden een compromisoplossing uit. De voorwaarden van het verdelingsakkoord werden gespecificeerd in een brief van 9 mei 1916, die Paul Cambon, Frans ambassadeur in Londen, aan Sir Edward Grey, Brits minister van Buitenlandse Zaken, richtte. Deze voorwaarden werden bekrachtigd in een retourbrief van Grey aan Cambon op 16 mei en de overeenkomst werd officieel in een uitwisseling van nota’s tussen de drie Geallieerde Mogendheden op 26 april en 23 mei 1916.

Volgens de overeenkomst zou Frankrijk directe controle uitoefenen over Cilicië, de kuststrook van Syrië, Libanon en het grootste deel van Galilea, tot aan de lijn die zich uitstrekt van ten noorden van Akko tot de noordwestelijke hoek van het Meer van Galilea (“Blauwe Zone”). Oostwaarts, in het Syrische achterland, zou een Arabische staat worden opgericht onder Franse bescherming (“Zone A”). Groot-Brittannië zou de controle krijgen over Zuid-Mesopotamië (“Rode Zone”), alsmede over het gebied rond de baai van Acre-Haifa in de Middellandse Zee, met het recht om van daaruit een spoorweg naar Bagdad aan te leggen. Het gebied ten oosten van de Jordaan en de Negev-woestijn, ten zuiden van de lijn die loopt van Gaza tot de Dode Zee, werd toegewezen aan een Arabische staat onder Britse bescherming (“Gebied B”). Ten zuiden van de Franse “blauwe zone”, in het gebied dat de Sanjak van Jeruzalem omvat en zich uitstrekt in zuidelijke richting naar de lijn die ongeveer loopt van Gaza tot de Dode Zee, zou onder internationaal bestuur komen (“Bruine Zone”).

In de jaren die volgden, werd de Sykes-Picot Overeenkomst zowel in Frankrijk als in Engeland het mikpunt van bittere kritiek. Lloyd George noemde het een “flagrant” en “dwaas” document. Ook aan zionistische aspiraties werd voorbijgegaan en deze misstap werd scherp bekritiseerd door William R. Hall, hoofd van de Inlichtingendienst van de Britse Admiraliteit, die erop wees dat de Joden “een sterk materieel, en een zeer sterk politiek belang hebben bij de toekomst van het land en dat in het Brownse gebied de kwestie van het zionisme… moet worden overwogen.”

Klik om te vergroten:

Gebieden van Palestina volgens de overeenkomst

De overeenkomst werd officieel opgezegd door de geallieerden op de Conferentie van San Remo in april 1920, toen het Mandaat voor Palestina werd verleend aan Groot-Brittannië.

Tekst van de Sykes-Picot-overeenkomst

Daarover zijn de Franse en Britse regeringen het volgende overeengekomen:

Dat Frankrijk en Groot-Brittannië bereid zijn een onafhankelijke Arabische staat of een op de bijgevoegde kaart aangegeven confederatie van Arabische staten (a) en (b) te erkennen en te beschermen, onder de suzereiniteit van een Arabisch opperhoofd. Dat in gebied (a) Frankrijk, en in gebied (b) Groot-Brittannië, voorrang zullen hebben van het recht van onderneming en plaatselijke leningen. Dat in gebied a) Frankrijk en in gebied b) Groot-Brittannië als enige adviseurs of buitenlandse functionarissen zullen leveren op verzoek van de Arabische staat of de confederatie van Arabische staten.

Dat in het blauwe gebied Frankrijk en in het rode gebied Groot-Brittannië de directe of indirecte administratie of controle zullen mogen instellen die zij wensen en die zij met de Arabische staat of de confederatie van Arabische staten zullen willen regelen.

Dat in het bruine gebied een internationaal bestuur zal worden ingesteld, waarvan de vorm zal worden bepaald na overleg met Rusland, en vervolgens in overleg met de andere bondgenoten, en de vertegenwoordigers van de Shariff van Mekka.

Dat aan Groot-Brittannië zal worden toegekend (1) de havens van Haifa en acre, (2) de garantie van een bepaalde toevoer van water uit de Tigres en de Eufraat in gebied (a) voor gebied (b). Zijne majesteits regering van haar kant verbindt zich ertoe op geen enkel moment onderhandelingen aan te knopen over de overdracht van Cyprus aan een derde mogendheid zonder de voorafgaande toestemming van de Franse regering.

Dat Alexandretta een vrije haven zal zijn voor de handel van het Britse rijk, en dat er geen discriminatie zal zijn in havengelden of -faciliteiten wat betreft de Britse scheepvaart en Britse goederen; dat er vrijheid van doorvoer zal zijn voor Britse goederen door Alexandretta en per spoor door de blauwe zone, of (b) zone, of zone (a); en dat er geen discriminatie zal zijn, direct of indirect, tegen Britse goederen op enige spoorweg of tegen Britse goederen of schepen in enige haven die de genoemde zones bedient.

Dat Haifa een vrije haven zal zijn voor de handel van Frankrijk, haar dominions en protectorates, en dat er geen discriminatie zal zijn in havengelden of -faciliteiten voor wat betreft Franse scheepvaart en Franse goederen. Er zal vrijheid van doorvoer zijn voor Franse goederen door Haifa en door de Britse spoorweg door het bruine gebied, ongeacht of deze goederen bestemd zijn voor of afkomstig zijn uit het blauwe gebied, gebied (a) of gebied (b), en er zal geen discriminatie zijn, direct of indirect, tegen Franse goederen op enige spoorweg, of tegen Franse goederen of schepen in enige haven die de genoemde gebieden bedient.

Dat in gebied a) de spoorlijn te Bagdad niet verder zuidwaarts dan tot Mosoel, en in gebied b) niet verder noordwaarts dan tot Samarra zal worden doorgetrokken, totdat een spoorweg tussen Bagdad en Aleppo via de vallei van de Eufraat is voltooid, en dan nog alleen met de instemming van de beide regeringen.

Dat Groot-Brittannië het recht heeft een spoorweg aan te leggen, te beheren en de enige eigenaar te zijn van een spoorweg die Haifa met gebied b) verbindt, en het eeuwigdurende recht zal hebben om te allen tijde troepen langs een dergelijke lijn te vervoeren. Beide regeringen zijn het erover eens dat deze spoorweg de verbinding van Bagdad met Haifa per spoor moet vergemakkelijken, en voorts is overeengekomen dat, indien de technische moeilijkheden en de kosten die het aanhouden van deze verbindingslijn in het bruine gebied met zich meebrengt, het project alleen al onuitvoerbaar maken, de Franse regering bereid zal zijn te overwegen dat de lijn in kwestie ook de Polgon Banias Keis Marib Salkhad tell Otsda Mesmie kan doorkruisen alvorens gebied (b) te bereiken.

Voor een periode van twintig jaar blijft het bestaande Turkse douanetarief van kracht in de gehele blauwe en rode zone, alsmede in de zones a) en b), en geen verhoging van de rechten of omzetting van ad valorem in specifieke rechten zal worden uitgevoerd, tenzij in onderlinge overeenstemming tussen de twee mogendheden.

Er zullen geen interne douanebarrières tussen een van de bovengenoemde zones zijn. De douanerechten die worden geheven op goederen die voor het binnenland zijn bestemd, worden geïnd in de haven van binnenkomst en overhandigd aan de administratie van het gebied van bestemming.

Er zal worden overeengekomen dat de Franse regering op geen enkel moment onderhandelingen zal aangaan voor de overdracht van hun rechten en deze rechten in het blauwe gebied niet zal afstaan aan een derde mogendheid, met uitzondering van de Arabische staat of confederatie van Arabische staten, zonder de voorafgaande instemming van de regering van zijne majesteit, die van haar kant een soortgelijke verbintenis zal aangaan met de Franse regering voor wat betreft het rode gebied.

De Britse en Franse regering zullen, als beschermers van de Arabische staat, overeenkomen dat zij zelf geen territoriale bezittingen op het Arabisch schiereiland zullen verwerven, noch zullen toestaan dat een derde mogendheid een marinebasis vestigt op de oostkust of op de eilanden van de rode zee, noch zullen zij zulks toestaan. Dit vormt echter geen beletsel voor een aanpassing van de grens met Aden die noodzakelijk kan zijn als gevolg van de recente Turkse agressie.

De onderhandelingen met de Arabieren over de grenzen van de Arabische staten zullen namens de twee mogendheden via hetzelfde kanaal worden voortgezet als tot dusverre het geval is geweest.

Overeengekomen is dat maatregelen ter beheersing van de invoer van wapens in de Arabische gebieden door beide regeringen zullen worden overwogen.

Ik heb voorts de eer te verklaren dat, om de overeenkomst volledig te maken, zijne majesteits regering aan de Russische regering voorstelt nota’s uit te wisselen die analoog zijn aan de nota’s die op 26 april jl. door laatstgenoemde en uw regering zijn uitgewisseld. Kopieën van deze biljetten zullen aan uwe excellentie worden overhandigd zodra ze zijn uitgewisseld. Ik waag het tevens Uwe Excellentie eraan te herinneren dat de sluiting van de onderhavige overeenkomst de kwestie van de aanspraken van Italië op een aandeel in een verdeling of herschikking van de kalkoenen in Azië, zoals geformuleerd in artikel 9 van de overeenkomst van 26 april 1915 tussen Italië en de geallieerden, in de praktijk aan de orde stelt.

De Regering van Zijne Majesteit is voorts van mening dat de Japanse Regering op de hoogte dient te worden gesteld van de thans getroffen regelingen.

Bronnen:Encyclopaedia Judaica. © 2008 The Gale Group. Alle rechten voorbehouden.
Het Avalon Project en Kaarten van het Midden-Oosten
L. Stein, The Balfour Declaration (1961), 237-69, index; E. Kedourie, England and the Middle East (1956), 29-66, 102-41; J. Nevakivi, Britain, France and the Arab Middle East (1969), 35-44, index; C. Sykes, Two Studies in Virtue (1953), index; H.F. Frischwasser-Ra’ana, The Frontiers of a Nation (1955), 5-73; I. Friedman, The Question of Palestine, 1914 – 1918. British-Jewish-Arab Relations (1973, 19922), 97-118; idem, Palestine: Een Tweevoudig Beloofd Land? De Britten, de Arabieren en het zionisme, 1915 – 1920 (2000), 47-60.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.