Romeinse Symbolen

Weten we waar de Romeinse symbolen vandaan komen? In Rome wilden de mensen hun eigen symbolen gebruiken om verschillende getallen uit te drukken. Deze door de Romeinen gebruikte symbolen staan bekend als Romeinse symbolen. De Romeinen gebruikten slechts zeven symbolen V, X, L, C, D, M om verschillende getallen uit te drukken.

Het Romeinse cijfersysteem gebruikt zeven verschillende symbolen I, V, X,L, C, D en M, die de waarden 1, 5, 10, 50, 100, 500 en 1000 van deHindoe-Arabische cijfers voorstellen.

Het Romeinse cijfer voor 2 wordt geschreven als II, en voor 3 wordt het geschreven als III. Het Romeinse cijfer voor 4 wordt geschreven als IV, omdat geen enkel symbool meer dan drie keer kan worden herhaald. Er zijn nog enkele regels voor het combineren van de symbolen om Romeinse cijfers te schrijven.

Het Romeinse tientallensysteem, ontwikkeld door Romeinen, is gebaseerd op deze 7 Romeinse cijfers.

Wij gebruiken deze Romeinse cijfers om verschillende Romeinse getallen uit te drukken.

Wat zijn Romeinse getallen?

Romeinse symbolen – I, V, X, L, C, D, M staan voor verschillende Romeinse getallen.

I staat voor 1

V staat voor 5

X staat voor 10

L staat voor 50

C staat voor 100

D staat voor 500

M staat voor 1000

We kennen in sommige klokken de Romeinse symbolen die op sommige wijzerplaten van de klokken staan aangegeven. We volgen enkele regels om Romeinse getallen uit te drukken.

1. We mogen I en X slechts driemaal in een cijfer gebruiken.

Zo schrijven we bijvoorbeeld I, II, III, voor respectievelijk 1, 2, 3 maar we schrijven IIII nooit voor 4. We schrijven IV voor 4.

2. We herhalen V, L en D nooit. Ze worden in een telwoord slechts één keer gebruikt.

Voor 10 schrijven we bijvoorbeeld nooit VV. We schrijven X voor 10.

3. Wanneer we een kleiner telwoord links van een groter telwoord schrijven, betekent dit dat het kleinere telwoord van het grotere wordt afgetrokken.

Laat ons enkele voorbeelden bekijken.

IV betekent V – I

= 5 – 1 = 4

IX betekent X – I

= 10 – 1 = 9

XL betekent L – X

= 50 – 10 = 40

4. Wanneer we een kleiner telwoord rechts van een groter telwoord schrijven, betekent dit dat het kleinere telwoord bij het grotere wordt opgeteld.

VI betekent V + I

= 5 + 1 = 6

XV betekent X + V

= 10+ 5 = 6

VII betekent V + II

= 5 + 2 = 7

LX betekent L + X

= 50+ 10 = 60

5. We schrijven V nooit links van X. Evenzo schrijven we L en D nooit links van een ander symbool

Zo schrijven we bijvoorbeeld XV voor 15 maar nooit VX voor 5. LV schrijven we voor 55, maar LC schrijven we nooit voor 50.

Regels voor de vorming van Romeinse cijfers:

Regel 1: Herhaling van een Romeins cijfer betekent optelling.

Voorbeeld:

III = 1 + 1 + 1 =3

XXX = 10 + 10 + 10 = 30

Noot: I, X en C kunnen slechts maximaal drie keer worden herhaald.

Regel 2: Een kleiner Romeins cijfer rechts van een groter Romeins cijfer wordt altijd bij het grotere cijfer opgeteld om de waarde te verkrijgen.

Voorbeeld:

VI = 5 + 1 = 6

VII = 5 + 1 + 1 = 7

XI = 10 + 1 = 11

XII = 10 + 1 + 1 = 12

Noot: Herhaling van een symbool is slechts toegestaan tot driemaal toe. Dus, 14 wordt geschreven als XIV.

Regel 3: Een kleiner Romeins cijfer links van een groter Romeins cijfer wordt altijd afgetrokken van het grotere cijfer om de waarde te geven.

Voorbeeld:

IV = 5 – 1 = 4

IX = 10 – 1 = 9

Noot: Herhaling van een symbool links is niet toegestaan. 8 kan niet worden geschreven als IIX.

Leer de onderstaande tabel met Hindoe-Arabische cijfers en de corresponderende Romeinse cijfers.

Er is geen symbool voor nul in het Romeinse numerieke systeem.

Je vindt deze misschien leuk

4e graad wiskunde activiteiten

Van Romeinse symbolen naar HOME PAGE

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.