Sequentie
Sequentie, in de muziek, een melodische of akkoordfiguur die op een nieuw toonhoogteniveau wordt herhaald (dat wil zeggen, getransponeerd), waardoor muzikaal materiaal wordt verenigd en ontwikkeld. Het woord sequens kent twee belangrijke toepassingen: de middeleeuwse sequens in de liturgie van de Latijnse mis en de harmonische sequens in de tonale muziek.
In de middeleeuwse muziek en literatuur was de sequens een Latijnse tekst die verbonden was met een specifieke gezangenmelodie, te zingen tijdens de mis tussen het Alleluia en de lezing van het Evangelie. Het ontwikkelde zich rond de 9e eeuw van de trope (toevoeging van muziek, tekst, of beide) tot de jubilus, de bloemrijke afsluiting van de laatste lettergreep van het Alleluia. De melodische tropen werden gewoonlijk opgedeeld in frasen die tijdens de uitvoering herhaald werden (als aa, bb, cc,…) door afwisselende koren. Teksten op deze en Alleluia melodieën waren oorspronkelijk proza en werden daarom aangeduid met de middeleeuwse Latijnse naam prosa.
Tegen de 11e eeuw had de reeks een gemeenschappelijke poëtische vorm ontwikkeld die de muzikale structuur weerspiegelde: meestal omsloten de inleidende en afsluitende regels een reeks berijmde, metrische coupletten van verschillende lengte (x aa bb cc…y). Elke lettergreep werd op een enkele muzieknoot gezet. Uiteindelijk werden de teksten op nieuw gecomponeerde melodieën gezet, en werd de lengte van de coupletten gelijkgetrokken. Sequenties werden in heel Europa zeer populair, en er zijn duizenden voorbeelden van bewaard gebleven die passen bij verschillende liturgische feesten. In de 16e eeuw schrapte het Concilie van Trente op vier na alle sequensen uit de liturgie: Victimae paschali laudes (“Loof het Paasslachtoffer”), Veni Sancte Spiritus (“Kom Heilige Geest”), Lauda Sion (“Loof Sion”), en Dies irae (“Dag des toorns”). Het Stabat mater dolorosa (“De bedroefde Moeder stond”) werd in 1727 opnieuw ingevoerd.
Seculiere muziekvormen die door de sequens zijn beïnvloed zijn onder andere de estampie (een dans) en het lai (een liedgenre van de trouvères, middeleeuwse Franse dichter-componisten).
In de tonale muziek is de harmonische sequens, als begeleiding van een melodie, een motivisch patroon van twee of meer opeenvolgende harmonieën dat in transpositie opnieuw wordt verklankt, meestal twee of drie keer, waarbij dezelfde melodische vorm (relatieve beweging) van elke partij of stem behouden blijft. Door harmonische en tonale variëteit te creëren met een eenvormig patroon, dient de sequens als een middel voor muzikale ontwikkeling. Twee soorten sequensen worden gewoonlijk gebruikt: niet-modulerende (of tonale) sequensen, waarbij de herhalingen allemaal in één toonsoort blijven; en modulerende sequensen, die verschillende toonsoorten kunnen doorkruisen.
Hoewel de harmonische sequens gemakkelijk kan worden misbruikt als hij mechanisch wordt toegepast, is hij op grote schaal gebruikt door alle componisten van tonale muziek, dat wil zeggen, componisten die actief waren van ruwweg 1700 tot ongeveer 1900. Zeer lange sequenties komen voor in concerti uit de barokperiode, vooral in het werk van George Frideric Händel en Antonio Vivaldi. Vaak wordt de sequens gebruikt voor modulatie in het ontwikkelingsdeel van een sonatevorm, zoals in het eerste deel van Beethovens Symfonie nr. 1 in C groot (1800). Een opmerkelijk lange reeks modulerende sequenties is een kenmerk van het ontwikkelingsdeel van Frédéric Chopins Pianoconcert nr. 1 in E Mineur (1830).