Sir William Blackstone
Commentaren op de wetten van Engeland
Blackstone was de eerste sinds Henry de Bracton in de 13e eeuw die een allesomvattende behandeling van het Engelse recht presenteerde. De Commentaries (1765-1769), die zijn voortgekomen uit Blackstone’s universitaire colleges, is een zeer leesbare elementaire tekst. Hoewel het organisatieschema is ontleend aan een eerder werk van Sir Matthew Hale, Analysis of Law, betekent het een radicale breuk met het hedendaagse juridische denken, dat de neiging had de wet te behandelen als een catalogus van ongerelateerde geschriften en statuten. In Commentaries vermengde Blackstone de intellectuele tradities van het gewoonterecht met die van de 17e- en 18e-eeuwse Engelse politieke filosofie.
Blackstone had slechts een vaag begrip van systematische opvattingen over het recht, en hij was in feite vaak onlogisch, inconsequent en onkritisch. Zijn doel was echter om geletterde mensen te voorzien van onderhoudende en overtuigende verklaringen van de bestaande rechtsorde, in plaats van een kritische en consistente jurisprudentie op te bouwen. Commentaren leverden een dienst aan de samenleving en moesten meer worden beschouwd als een handboek voor de leek dan als een juridische verhandeling.
In zijn behandeling van het recht betoogde Blackstone een scheiding tussen natuurlijk en positief (gemeentelijk) recht door aan te dringen op het bestaan van een natuurwet en door te stellen dat positief recht dat niet in overeenstemming is met de beginselen van het natuurrecht in het geheel geen recht is. Maar hij was van mening dat er weinig van dergelijke beginselen bestaan en dat het meeste positieve recht betrekking heeft op zaken waarover het natuurrecht zwijgt. Rechten en plichten zijn objecten van het recht; rechten betreffen personen of zaken, terwijl plichten ofwel publiek ofwel privaat zijn. Klaarblijkelijk beschouwde hij de wet van de zwaartekracht, de wet van Engeland, en de wet van de natuur als voorbeelden van hetzelfde principe, namelijk het opleggen van regels door een superieure macht aan haar onderdanen.
Blackstone’s gebrek aan precieze terminologie en gebruik van losse fraseologie leiden tot tegenstrijdigheden. Toen hij de scholastieke definitie van positieve wet leende, “een juiste of rechtvaardige verordening die beveelt wat juist is en verbiedt wat verkeerd is”, schrapte hij met opzet “juist of rechtvaardig”. Het is dus niet duidelijk of hij bedoelde dat alles wat de wet beveelt juist is of dat alleen wetten die bevelen wat moreel juist is werkelijk wetten zijn. Hij herbevestigde ook de traditionele gelijkstelling van natuurrecht en gewoonterecht. Hij ging dus niet rechtstreeks in op de vraag of de mens alleen de rechten heeft die de wet hem geeft of dat de wet gewoon de erkenning door de staat is van de natuurlijke rechten die aan ieder individu eigen zijn. Volgens Blackstone genoten de Engelsen alleen de rechten die de common law verkondigde, maar in feite hadden de Engelsen de common law in het leven geroepen om hun rechten te verkondigen.