Snelle feiten: Wat is het verschil tussen obstructieve en restrictieve longaandoeningen?
Uitleg van obstructieve en restrictieve longaandoeningen en hoe beide te herkennen
Bij de beoordeling van patiënten die zich met ademnood, hoesten of andere ademhalingssymptomen presenteren, worden ademtests uitgevoerd om na te gaan hoe goed de longen functioneren.
In de basis wordt de hoeveelheid lucht gemeten die met kracht kan worden uitgeademd bij een volledige ademhaling met behulp van een apparaat dat spirometer wordt genoemd.
Deze metingen worden vergeleken met waarden die iemand van vergelijkbare lengte, leeftijd en geslacht naar verwachting zou bereiken (voorspelde waarden genoemd) en helpen, samen met de klinische voorgeschiedenis en het onderzoek, om te beoordelen of de symptomen het gevolg zijn van een obstructief of restrictief proces.
Het volume dat in de eerste seconde wordt uitgeademd (Forced Expiratory Volume – FEV1) wordt uitgedrukt als percentage van het totale volume dat wordt uitgeademd (Forced Vital Capacity – FVC) of de FEV1/FVC-verhouding en is normaal gesproken hoger dan 70%.
Obstructieve longziekte
Bij obstructieve longziekte zijn de luchtwegen vernauwd, waardoor het moeilijk is snel uit te ademen, wat een verminderde FEV1/FVC-verhouding oplevert. Dit kan tijdelijk zijn, zoals bij acute astma, wanneer de luchtwegen snel vernauwen als reactie op een prikkel (bijv. pollen, huisstofmijt of huidschilfers van huisdieren bij iemand die gevoelig is voor die inhaleermiddelen) en met behandeling met inhalatiebronchusverwijders en inhalatiecorticosteroïden weer normaal kunnen worden.
Bij chronische obstructieve aandoeningen zoals emfyseem veroorzaakt langdurige beschadiging van de luchtwegen een permanente en onomkeerbare vernauwing die niet goed reageert op een inhalatietherapie, wat leidt tot langdurige klachten van ademnood, die in de loop van de tijd toenemen.
De longen worden vergroot, of hyperinflated, waardoor de ademhalingsarbeid toeneemt.
Restrictieve longziekte
Bij restrictieve longziekte wordt het totale volume van de longen verkleind; dit wordt gezien bij longfibrose, wanneer littekenvorming in het longweefsel ‘verstijving’ van de longen veroorzaakt, wat meestal resulteert in progressieve en duidelijke ademnood bij inspanning. De ademhalingstests tonen een vermindering van zowel de FEV1 als de FVC (“kleine” longen), maar de FEV1/FVC-verhouding is normaal (boven 70%) omdat er geen vernauwing van de luchtwegen is. Restrictieve longvolumes worden ook gezien wanneer de borstkaswand niet normaal kan uitzetten – bv. zwaarlijvigheid, kyphoscoliose of aandoeningen die resulteren in zwakke ademhalingsspieren, zoals myasthenia gravis of spierdystrofie.