The Relationship of Superficial Cutaneous Nerves and Interperforator Connections in the Leg: A Cadaveric Anatomical Study
Achtergrond: Het onderste lidmaat is een bron van vele flappen, zowel voor het sluiten van lokale defecten als voor vrije transfer. Fasciocutane flap technieken zijn geleidelijk verfijnd, hoewel de vasculaire basis voor hun succes verduidelijkt moet worden.
Methoden: Archiefstudies van 48 onderste ledematen werden beoordeeld en gecombineerd met 20 studies van onderste ledematen van verse kadavers, wat een totaal van 68 onderzoeken oplevert. De onderste ledematen werden geïnjecteerd met een verdunde loodoxide-oplossing; het integument werd verwijderd en geradiografeerd; en de cutane zenuwen werden ontleed, gemerkt met draad, opnieuw geradiografeerd, en hun paden getraceerd op de oorspronkelijke beelden.
Resultaten: De belangrijkste cutane zenuwen in het been worden geparalleleerd door een longitudinale vasculaire as, vaak bestaande uit lange takken met grote-caliber ware anastomotische verbindingen tussen perforatoren. De sterkst ontwikkelde vasculaire assen volgden de mediale cutane en sapheneuze zenuwen, samen met hun begeleidende venen, onmiddellijk oppervlakkig aan de diepe fascie. De tussenliggende gebieden werden gekenmerkt door kortere takken meestal verbonden door kleine-caliber choke anastomotische verbindingen.
Conclusies: Deze bevindingen verschaffen de anatomische basis voor de waargenomen betrouwbaarheid van longitudinale flappen in het been. De oppervlakkige cutane zenuwen van het been, in het bijzonder de sapheneuze en mediale suralis cutane zenuwen, worden geparalleleerd door een vasculaire as op of naast de zenuw bestaande uit lange perforator takken verbonden meestal maar niet altijd door grote-caliber ware anastomotische verbindingen. Dit benadrukt het belang van het begrijpen van de kenmerken van interperforator anastomosen bij het ontwerpen en optrekken van flappen.