Wet op de oud-presidenten
Van rechtswege hebben oud-presidenten recht op een pensioen, personeel, kantoorkosten, medische zorg, ziektekostenverzekering en bescherming door de Secret Service.
PensioenEdit
De minister van Financiën betaalt een belastbaar pensioen aan de president. Voormalige presidenten ontvangen een pensioen dat gelijk is aan het salaris van een kabinetssecretaris (uitvoerend niveau I); vanaf 2020 is dit 219.200 dollar per jaar. Het pensioen gaat in onmiddellijk na het vertrek van de president. De echtgenoot van een voormalig president kan ook een levenslang pensioen van $20.000 per jaar ontvangen als hij/zij afstand doet van enig ander wettelijk pensioen.
TransitionEdit
Transitiefinanciering voor de kosten van het neerleggen van het ambt is gedurende zeven maanden beschikbaar. Het dekt kantoorruimte, personeelsvergoedingen, communicatiediensten en druk- en portokosten in verband met de overgang.
Personeel en kantoorEdit
Personeel voor een eigen kantoor en daarmee verband houdende financiering wordt verstrekt door de administrateur van de General Services Administration. De krachtens deze onderafdeling in dienst genomen personen worden geselecteerd door en zijn voor de uitvoering van hun taken uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de voormalige voorzitter. Elke voormalige president stelt voor de voor hem tewerkgestelde personen een basisvergoeding vast die niet hoger mag zijn dan 150.000 dollar op jaarbasis gedurende de eerste 30 maanden en 96.000 dollar daarna.
ZiektekostenverzekeringEdit
De voormalige presidenten hebben recht op medische behandeling in militaire ziekenhuizen; zij betalen hiervoor de tarieven die worden vastgesteld door het Office of Management and Budget. Presidenten met een ambtstermijn van twee jaar kunnen een ziektekostenverzekering afsluiten bij het Federal Employees Health Benefits Program.
Bescherming door de geheime dienstEdit
Van 1965 tot 1996 hadden voormalige presidenten recht op levenslange bescherming door de geheime dienst, voor zichzelf, hun echtgenoten en kinderen jonger dan 16 jaar. Een wet uit 1994, Pub.L. 103-329, beperkte de post-presidentiële bescherming tot tien jaar voor presidenten die na 1 januari 1997 werden ingehuldigd. Volgens dit statuut zou Bill Clinton nog steeds recht hebben op levenslange bescherming, en zouden alle volgende presidenten recht hebben gehad op tien jaar bescherming. Op 10 januari 2013 ondertekende president Barack Obama de ‘Former Presidents Protection Act of 2012’, waarmee zijn voorganger George W. Bush, hijzelf en alle volgende presidenten weer levenslange bescherming van de Secret Service kregen.
Richard Nixon zag in 1985 af van de bescherming van zijn Secret Service, de enige president die dat heeft gedaan.