Bekentenissen van een Rode Garde, 50 jaar na China's Culturele Revolutie
Noot van de redactie: (Yu Xiangzhen is een gepensioneerd redactrice en was een middelbare scholier toen de Culturele Revolutie 50 jaar geleden begon in mei 1966. Wat volgt is haar verhaal, zoals verteld aan CNN’s Shen Lu, vertaald in het Engels en bewerkt voor lengte en duidelijkheid).
Beijing(CNN) Ik heb een leven geleid dat werd achtervolgd door schuldgevoelens.
In 1966 was ik een van de Rode Gardisten van voorzitter Mao Zedong. Ikzelf en miljoenen andere middelbare scholieren begonnen onze leraren, vrienden en families aan te klagen en begonnen huizen te plunderen en andermans bezittingen te vernietigen.
Textbooks explain the Cultural Revolution — in which hundreds of thousands of people were killed and millions more abused and traumatized — as a political movement started and led by Mao “by mistake,” but in reality it was a massive catastrophe for which we all bear responsibility.
Hoe de Culturele Revolutie China voor altijd veranderde
‘Volg voorzitter Mao op de voet’
Op 16 mei, 1966, was ik kalligrafie aan het oefenen met mijn 37 klasgenoten, toen een hoge stem uit de luidspreker van de school kwam, die het besluit van de centrale regering aankondigde om wat het een “Culturele Revolutie” noemde, te beginnen.”
Het was mijn eerste jaar op de middelbare school, ik was net 13.
“Medeleerlingen, we moeten voorzitter Mao op de voet volgen,” brulde de spreker. “Kom uit het klaslokaal! Zet je in voor de Culturele Revolutie!”
Twee jongens stormden de deur uit, op weg naar de speelplaats, iets roepend.
Ik ging langzamer weg en hield mijn beste vriendin Haiyun vast terwijl we iedereen naar buiten volgden.
Het zou mijn laatste normale schooldag zijn.
Moord voor Mao: De moorden die China ‘vergat’
Naar de koeienstal gestuurd
Als Rode Gardisten onderwierpen we iedereen die als ‘bourgeois’ of ‘revisionistisch’ werd gezien aan brute mentale en fysieke aanvallen.
Ik heb het meeste spijt van wat we onze huiskamerleraar Zhang Jilan hebben aangedaan.
Ik was een van de meest actieve leerlingen — zo niet de meest revolutionaire — toen de klas een strijdbijeenkomst hield tegen juffrouw Zhang.
Ik uitte beschuldigingen uit het niets, door te zeggen dat ze een harteloze en koude vrouw was, wat volkomen onwaar was.
Anderen beschuldigden haar ervan een christen te zijn omdat het teken “Ji” in haar naam naar het christendom kon verwijzen.
Onze ongegronde kritiek werd vervolgens opgeschreven in “groot karakter” posters – een populaire manier om “klassevijanden” te bekritiseren en propaganda te verspreiden – 60 stuks in totaal, die de buitenmuren van ons klasgebouw bedekten.
Niet lang daarna werd ze naar de koeienstal gestuurd — een geïmproviseerde gevangenis voor intellectuelen en andere “bourgeois elementen” — en kreeg daar allerlei vernederingen en mishandelingen te verduren.
Pas in 1990 zag ik haar weer.
Tijdens een schoolreisje naar de Grote Muur, boden we mevrouw Zhang — toen in de 80 — formeel onze excuses aan voor wat we haar hadden aangedaan.
We vroegen wat er met haar gebeurd was in de koeienstal.
“Het was niet zo erg,” zei ze. “Ik moest als een hond over de grond kruipen.”
Toen ik dit hoorde, barstte ik in tranen uit. Ik was nog geen 14, en ik had haar leven tot een ellende gemaakt.
Ze stierf twee jaar na onze verontschuldiging.
Ongemak en schuld
Op het hoogtepunt van de beweging in 1968 werden mensen elke dag publiekelijk doodgeslagen tijdens gevechtssessies; anderen die vervolgd waren, wierpen zich van hoge gebouwen.
Niemand was veilig en de angst om te worden aangegeven door anderen – in veel gevallen onze naaste vrienden en familieleden – achtervolgde ons.
In het begin was ik vastbesloten om een goede kleine revolutionaire bewaker te zijn. Maar iets zat me dwars.
Toen ik in 1966 een leerling een emmer rotte pasta over onze schooldirecteur zag gieten, voelde ik dat er iets niet in orde was.
Ik ging stilletjes terug naar mijn slaapzaal, vol van ongemak en schuldgevoel, denkend dat ik niet revolutionair genoeg was.
Toen ik later een riem kreeg en een “vijand van de revolutie” moest afranselen, rende ik weg en werd ik door mijn collega Rode Gardisten een deserteur genoemd.
Diezelfde zomer ving ik een glimp op van Voorzitter Mao — onze Rode Zon — op het Plein van de Hemelse Vrede, samen met een miljoen andere even enthousiaste kinderen.
Ik herinner me overweldigende gevoelens van vreugde. Pas veel later realiseerde ik me dat de blinde verafgoding van Mao een nog fanatiekere vorm van verering was dan een cultus.
Mijn vader, een voormalig oorlogscorrespondent van het staatsnieuwsagentschap Xinhua, werd er als spion ingeluisd en aan de kaak gesteld. Maar achter gesloten deuren waarschuwde hij mijn broer en mij om “ons verstand te gebruiken voor we actie ondernemen.”
“Doe niets waar je de rest van je leven spijt van zult hebben,” zei hij.
Langzamerhand begon ik Mao’s vrouw Jiang Qing te haten, die een belangrijke leider van de revolutie was, en ik boog met tegenzin wanneer mijn werkeenheid ons verplichte dagelijkse aanbiddingsritueel had voor de beeltenis van de voorzitter.
1 van 9
Hide Caption
China’s ‘verloren generatie’ herinnert zich de ontberingen van de Culturele Revolutie
‘Wolvenmelk’
Mijn generatie groeide op met wolvenmelk: we zijn geboren met haat, en geleerd om te vechten en iedereen te haten.
Sommige van mijn mede Rode Gardisten beweren dat we slechts onschuldige kinderen waren die op een dwaalspoor werden gebracht. Maar we hadden het mis.
Het doet me pijn dat velen van mijn generatie ervoor kiezen het verleden te vergeten en sommigen zelfs herinneringen ophalen aan de “goede oude tijd” toen ze als bevoorrechte, zorgeloze Rode Gardisten door het land konden trekken.
Ik beken niet omdat ik minder zonden heb begaan of minder ontberingen heb meegemaakt dan anderen.
Ik draag verantwoordelijkheid voor vele tragedies en misstanden, en ik kan alleen maar mijn spijt betuigen aan hen die tijdens de Culturele Revolutie hun dierbaren hebben verloren.
Maar ik vraag niet om vergeving.
Ik wil de waarheden van de Culturele Revolutie vertellen als iemand die de waanzin en chaos heeft meegemaakt, om mensen te waarschuwen voor de spectaculaire destructiviteit, zodat we kunnen voorkomen dat het ooit nog eens gebeurt.
Vijftig jaar na dato maak ik me echter zorgen over de toenemende leider-aanbidding die we in de staatsmedia zien, vergelijkbaar met de ideologische vurigheid die Mao omringde.
We moeten waakzaam blijven. We mogen de gruwelijke wreedheid van de Culturele Revolutie niet opnieuw laten beginnen.