De Bessemer convertor
De Bessemer convertor was een machine en een omringend proces dat de verwijdering van onzuiverheden uit ruwijzer (een soort ijzer met een hoog koolstofgehalte) en de omzetting daarvan in staal inhield – een materiaal dat van oudsher duur en tijdrovend was om te vervaardigen. Het belangrijkste principe achter de werking was de verwijdering van onzuiverheden zoals silicium, mangaan en koolstof door oxidatie, waardoor het broze, grotendeels onbruikbare ruwijzer in zeer bruikbaar staal werd omgezet.
De oxidatie van onzuiverheden vond plaats in een Bessemer-convertor, een grote eivormige bak waarin het ijzer werd gesmolten. Het vaste ijzer werd door een gat aan de bovenkant ingebracht en van onderaf verhit. Zodra de convertor het ruwijzer had gesmolten, werd lucht onder druk door en over het vloeibare metaal geïnjecteerd, waardoor de ongewenste silicaten gedwongen werden met zuurstof te reageren en in gas en/of vaste oxiden (d.w.z. slakken) om te zetten.
Toen het oxidatieproces had plaatsgevonden, kon het bruikbare gesmolten staal rechtstreeks uit de convertor worden gegoten door deze op een centraal draaipunt te kantelen – de convertor werd door een paar grote stutten van de grond opgehangen – terwijl de slakken van het oppervlak konden worden afgeroomd voor hergebruik of verwijdering. Het staal werd geleegd in grote vormen, waar het in een breed scala van producten kon worden gezet.