Duncan I van Schotland
Hij was een zoon van Crínán, erfelijk lekenabt van Dunkeld, en Bethóc, dochter van koning Máel Coluim mac Cináeda (Malcolm II).
In tegenstelling tot de “King Duncan” uit Shakespeare’s Macbeth, lijkt de historische Duncan een jonge man te zijn geweest. Hij volgde zijn grootvader Malcolm op als koning na diens dood op 25 november 1034, zonder duidelijke tegenstand. Hij kan Malcolm’s erkende opvolger of Tànaiste zijn geweest, want de opvolging lijkt zonder problemen te zijn verlopen. Eerdere geschiedschrijvers veronderstelden, in navolging van Jan van Fordun, dat Duncan koning van Strathclyde was geweest tijdens het leven van zijn grootvader, tussen 1018 en 1034, en het voormalige Koninkrijk Strathclyde als een appanage bestuurde. Moderne historici verwerpen dit idee, hoewel het wordt ondersteund door de ODNB.
Een eerdere bron, een variant van de Kroniek van de Koningen van Alba (CK-I), geeft Duncan’s vrouw de Gaelische naam Suthen, en Johannes van Fordun suggereert dat zij verwant zou kunnen zijn geweest aan Siward, Graaf van Northumbria. Wat ook de naam en familiebanden van zijn vrouw mogen zijn geweest, Duncan had tenminste twee zonen. De oudste, Malcolm III (Máel Coluim mac Donnchada) was koning van 1058 tot 1093 nadat hij Lulach, de stiefzoon van Macbeth, had vermoord en afgezet. De tweede zoon Donald III (Domnall Bán, of “Donalbane”) was daarna koning. Máel Muire, Graaf van Atholl is een mogelijke derde zoon van Duncan, hoewel dit onzeker is.
De vroege periode van Duncan’s regering was schijnbaar onbewogen, misschien een gevolg van zijn jeugd. Macbeth (Mac Bethad mac Findláich) is opgetekend als zijn dux, tegenwoordig weergegeven als “hertog” en betekent niets meer dan de rang tussen prins en markies, maar had toen nog de Romeinse betekenis van “krijgsleider”. In de context – “hertogen van Francia” hadden een halve eeuw eerder de Karolingische koningen van de Franken vervangen en in Engeland werd de overmachtige Godwin van Wessex een dux genoemd – suggereert dit dat Macbeth de macht achter de troon zou kunnen zijn geweest.
In 1039 leidde Duncan een groot Schots leger naar het zuiden om Durham te belegeren, maar de expeditie eindigde in een ramp. Duncan overleefde het, maar het jaar daarop leidde hij een leger noordwaarts naar Moray, het domein van Macbeth, kennelijk op een strafexpeditie tegen Moray. Daar werd hij gedood in Bothnagowan, nu Pitgaveny, bij Elgin, door de mannen van Moray onder leiding van Macbeth, waarschijnlijk op 14 augustus 1040. Men denkt dat hij in Elgin werd begraven voordat hij later naar het eiland Iona werd overgebracht.