Films in Old Tucson
Old Tucson kwam in 1939 tot leven toen Columbia Pictures een terrein in Pima County uitkoos om een replica van het Tucson van 1860 te bouwen voor de film “Arizona”. De 2,5 miljoen dollar kostende film, met William Holden en Jean Arthur in de hoofdrollen, zette een nieuwe standaard van realisme voor Hollywood Westerns, en gaf de aanzet tot een verschuiving van studio-achtergrondfilms naar openluchtepossen. Plaatselijke technici en timmerlieden bouwden de stad van de grond af op en zetten meer dan 50 gebouwen neer in 40 dagen. Afstammelingen van de Tohono O’odham, een van de eerste bewoners van Arizona die vroeger bekend stonden als de Papago, hielpen bij de bouw van de set. Zonder het gemak van stromend water maakten ze meer dan 350.000 adobe-stenen van het woestijnvuil om authentieke bouwwerken voor de film te maken. Veel van die bouwsels staan er nu nog, hoewel sommige in de loop der jaren zijn veranderd.
Na de opnamen van “Arizona” lag Old Tucson slapend onder de woestijnzon. Old Tucson werd slechts kort nieuw leven ingeblazen voor de film “The Bells of St. Mary’s” (1945), met in de hoofdrollen Bing Crosby en Ingrid Bergman. Hollywood kreeg opnieuw oog voor Old Tucson, dat al snel een favoriete filmlocatie werd, vandaar de bijnaam “Hollywood in the Desert”. In 1947 speelde Gene Autry de hoofdrol in “The Last Roundup”, in 1950 gevolgd door Jimmy Stewart in “Winchester ’73” en Ronald Reagan in “The Last Outpost.”
Tijdens de jaren vijftig was het westernfilmtijdperk in het hele land in volle gang. Alleen al in dat decennium werden westernklassiekers als “Gunfight at the OK Corral” (1956) met Burt Lancaster en Kirk Douglas, “The Lone Ranger and the Lost City of Gold” (1957) en “Cimarron” (1959) met Glenn Ford in Old Tucson opgenomen.
Een nieuwe eigenaar verwelkomt een westernfilmlegende
In 1959 pachtte ondernemer Robert Shelton het pand van Pima County en begon met de restauratie van de verouderde faciliteit. Old Tucson heropende in 1960 als filmstudio en als themapark. Het park bleef groeien, gebouw na gebouw, met elke film die in de stoffige straten werd opgenomen. Westernfilmlegende John Wayne, die al snel bevriend raakte met studiobaas Robert Shelton, speelde in vier films in Old Tucson en elke productie voegde gebouwen toe aan het stadje: “Rio Bravo” (1959) voegde een saloon, bankgebouw en dokterspraktijk toe; uit “McLintock!” (1963) kwam het McLintock Hotel; “El Dorado” (1967) verliet Old Tucson Studios met een facelift op Front Street; en van “Rio Lobo” (1970) kwamen een cantina, een met graniet omzoomde kreek, een gevangenis en Phillip’s ranchhuis.
De stormloop van filmproducties tijdens die vroege jaren omvatten “The Deadly Companions” (1961) met Brian Keith en Maureen O’Hara in de hoofdrollen; “Lilies of the Field” (1962) met Sidney Poitier in de hoofdrol; “Have Gun Will Travel” (1962); “Arizona Raiders” (1964) met in de hoofdrol de Tweede Wereldoorlog held Audie Murphy, en “Hombre” (1966) met Paul Newman, en afleveringen van televisieseries als “Bonanza” (1966, ’71, ’72), “Death Valley Days” (1966-69) en “High Chaparral” (1966-’71).
Old Tucson werd de belangrijkste privé-filmlocatie voor westerns. In 1968 werd een 13.000 vierkante meter groot geluidstoneel gebouwd om Old Tucson volledig filmtechnisch veelzijdig te maken. De eerste film die gebruik maakte van het geluidstoneel was “Young Billy Young” (1968) met Robert Mitchum en Angie Dickenson in de hoofdrollen. Dat jaar kocht Shelton ook het Mescal-landgoed, Old Tucson’s tweede filmlocatie op slechts 40 mijl ten zuidoosten van Tucson.