HOE SCOREN IK OLYMPISCH SNOWBOARDEN – SCORINGGIDSEN

In 2010 was snowboarden voor de vierde keer aan de Olympische Spelen toe (Vancouver, Canada). De sport, die voor het eerst werd beoefend tijdens de Spelen van 1998 in Japan, is nog steeds in ontwikkeling. Om de vier jaar worden er onderdelen gewijzigd of toegevoegd. Voor de Spelen van 2006 werd een nieuw onderdeel, snowboardcross, toegevoegd. Er zijn nu drie snowboardwedstrijden: halfpipe, parallel reuzenslalom en snowboardcross. Elk onderdeel biedt een aparte competitie voor mannen en vrouwen.

De halfpipe dankt zijn naam aan de vorm van het parcours. Denk hier aan een halve cilinder, zoals een pijp in de lengte ingekort. De halfpipe is 100 tot 150 meter lang en 17 tot 19,5 meter breed. Van vloer tot bovenrand varieert de hoogte van 5,4 tot 6,5 meter. De hellingshoek is 16 tot 18,5 graden. De baan is, uiteraard, gevuld met verpakte sneeuw.

Het doel van halfpipe is om ingewikkelde trucs uit te voeren. Om dit te doen, gebruikt de snowboarder de hellingen om snelheid te verzamelen. De meeste trucs vinden plaats boven de randen van de wanden. Sprongen, draaiingen en rotaties worden uitgevoerd op door de snowboarder gekozen muziek. De trucs worden uitgevoerd terwijl men van het ene uiteinde naar het andere beweegt.

Elke halfpipe run wordt beoordeeld op een schaal van 0,1 tot 10,0 door een panel van vijf juryleden. Zij zijn gestationeerd bij de finishlijn, zodat ze een duidelijk zicht hebben op het programma. Eén jurylid beoordeelt de vereiste bewegingen. Een ander jurylid beoordeelt de amplitude (de hoogte van de trucs). Nog een ander beoordeelt de kwaliteit van de trucs. En twee juryleden geven een totaalscore. Elk jurylid kijkt naar het verloop van de run. Deze taak is onderverdeeld in vijf criteria. Voor het Olympisch duiken noemden we deze secties trouwens.

Amplitude betekent de hoogte van de uitgevoerde trucs. Moeilijkheidsgraad verwijst naar de plaatsing en de combinatie van de gebruikte trucs. Variatie verwijst naar een goede mix van trucs. Pijpgebruik verwijst naar de mate waarin de snowboarder beide wanden van de pijp heeft gebruikt. Uitvoering verwijst naar de stabiliteit en de vloeiendheid van de uitgevoerde tricks. Aan de hand van deze vijf criteria telt elk jurylid zijn vijf cijfers bij elkaar op. Deze som wordt dan gedeeld door vijf om tot hun individuele score te komen. Vijf juryleden die perfecte tienen geven, leveren een perfecte score van vijftig op. Valpartijen en andere fouten leiden tot aftrek. Het formaat voor puntenaftrek in halfpipe is als volgt:

0.1-0.4 voor een onstabiel lichaam, vlakke landing, of gemiste airs

0.5-0.9 voor het gebruik van de hand voor stabiliteit

1.0-1.5 voor kleine valpartijen of contact van het lichaam met de sneeuw

1.6-1.9 voor volledige valpartijen

2.0 voor een volledige stilstand

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.