How Radar Changed The Second World War

Het gebruik van radiogolven om voorwerpen buiten het gezichtsveld op te sporen werd in de jaren 1930 voor het eerst door Britse wetenschappers en ingenieurs ontwikkeld tot een praktische technologie. Deze nieuwe apparatuur, bekend als radar (‘radio detection and ranging’), zou een belangrijke rol spelen tijdens de Tweede Wereldoorlog en in latere conflicten.

Radio golven worden gebruikt om een voorwerp op afstand te detecteren door een uitbarsting van radio-energie uit te zenden en de tijd te meten die het duurt voordat de ‘echo’, veroorzaakt door het raken van het voorwerp, wordt teruggekaatst naar de ontvanger. Ook de hoogte en peiling – of vliegrichting – van doelen kunnen worden vastgesteld.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 was langs de zuid- en oostkust van Groot-Brittannië al een keten van radarstations voor vroegtijdige waarschuwing gebouwd, de zogeheten Chain Home (CH)-stations. Radar kon inkomende vijandelijke vliegtuigen op een afstand van 80 mijl oppikken en speelde een cruciale rol in de Slag om Groot-Brittannië door de luchtverdediging vroegtijdig te waarschuwen voor Duitse aanvallen.

De CH-stations waren enorme, statische installaties met stalen zendmasten van meer dan 100 meter hoog. Maar de uitvinding van de holtemagnetron in 1940, die veel krachtigere radiogolven produceerde met een kortere golflengte, maakte het mogelijk veel compactere, krachtigere en gevoeligere radarinstallaties te produceren. Dit gaf de Geallieerden een belangrijk technologisch voordeel ten opzichte van ontwerpen die door de As-strijdkrachten werden gebruikt, en nieuwe apparatuur werd snel ontwikkeld voor gebruik in vliegtuigen en schepen en bij oorlogsvoering te land.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.