Internationale Betrekkingen: Klassiek realisme vs. neorealisme
Hoewel het klassiek realisme en het neorealisme deel uitmaken van een in grote lijnen gelijksoortige school van denken in de theorie van de internationale betrekkingen, kan worden gesteld dat er in feite een aantal belangrijke en significante verschillen tussen deze twee theoretische benaderingen bestaan. Het belangrijkste van deze verschillen is hoe specifiek het streven naar macht in het internationale systeem wordt bepaald. Het klassieke realisme stelt dat de onvolkomenheden in de menselijke natuur ertoe leiden dat staten inherent macht zullen eisen in het internationale systeem, terwijl het neorealisme daarentegen een bredere kijk heeft op de structuren van het internationale systeem, en stelt dat dit de verklaring is voor machtsverschuivingen in het internationale systeem, en niet de inherente onvolkomenheden in de menselijke natuur.
De realistische denkschool in de internationale betrekkingen
Hoewel er verschillende definities bestaan over waaruit de realistische theorie van de internationale betrekkingen precies bestaat (Burchill et al, 2013: 32), kan worden gezegd dat er een paar consistente elementen zijn die het realisme definiëren (Dobson, 2002: 887). Het eerste daarvan is het idee dat staten de belangrijkste actoren zijn in het internationale systeem; waarbij staten hier beter gedefinieerd kunnen worden als specifiek soevereine, natiestaten. Andere internationale organisaties op intergouvernementeel niveau (d.w.z. die de soevereiniteit van een natiestaat niet in de weg staan) en actoren onder het niveau van de staat (zoals ondernemingen/individuen) worden in de realistische theorie gezien als actoren met een minimale inmenging ten opzichte van soevereine natiestaten. Het realisme gaat verder door te stellen dat elke focus buiten de staten de aandacht afleidt van de “echte” machtsverhoudingen in het internationale systeem. Het tweede sleutelelement van de realistische theorie is de veronderstelling dat het internationale systeem anarchistisch is. Een anarchistisch systeem in de context van internationale betrekkingen is het idee dat er geen enkele hoogste actor/autoriteit is boven het niveau van de staat, wat rechtstreeks verband houdt met het vorige idee dat staten de belangrijkste actoren moeten zijn waarop men zich in de realistische theorie moet richten. Ten derde impliceert het realisme ook dat de eerste zorg van staten hun eigen overleving is, en op welke manier dan ook. Overleven is hier inwisselbaar met machtsbehoud, zowel in relatieve als in absolute zin (Isakovic, 2000: 83-86). De laatste veronderstelling is dat staten zuiver rationele actoren zijn die alleen uitkomsten nastreven die in hun eigenbelang zijn, zowel in termen van macht als van overleving. Op dit punt is het belangrijk om ‘macht’ in het internationale politieke systeem te definiëren als het “vermogen van actoren in internationale betrekkingen om andere dergelijke actoren te beïnvloeden of hen te dwingen zich op een bepaalde manier te gedragen” (Isakovic, 2000: 12 en 87).
Zoals eerder gezegd, is het belangrijkste verschil tussen klassiek realisme en neorealisme het verschil in opvatting over hoe het streven naar macht wordt bepaald. Het klassiek realisme suggereert dat macht in het internationale systeem een direct resultaat is van “krachten die inherent zijn aan de menselijke natuur” (Morgenthau, 2006: 3). Wat klassiek realisten specifiek bedoelen wanneer ze op deze manier naar de menselijke natuur verwijzen, kan worden teruggevoerd op Thomas Hobbes’ ideeën over de ‘natuurtoestand’, waarin mensen worden afgeschilderd als “interacterend in anarchie, alleen gericht op het verzekeren van hun eigen overleving en opgesloten in een nare, wrede en korte staat van oorlog tegen elkaar” (Burchill et al, 2013: 34-36). De gelijkenis die dit vertoont met de eerder genoemde elementen van realisme is duidelijk, vooral met de verwijzingen naar anarchie en de focus op overleven. Met dit in het achterhoofd kunnen we de uitspraak aan het begin van de paragraaf nu expliciet maken om aan te geven dat de inherente gebreken in de menselijke natuur volgens klassieke realisten (zoals Morgenthau) de drijvende kracht zijn achter het streven van statelijke actoren naar macht.
Het neorealisme deelt daarentegen niet de stelling van het klassieke realisme dat gebreken in de menselijke natuur de verklaring zijn achter het streven naar macht in het internationale systeem. In plaats daarvan stelt het neorealisme dat de structuur van het internationale systeem het gedrag van staten verklaart (Rosenau en Durfee, 2000: 13), en daarom wordt het neorealisme ook wel structureel realisme genoemd. Het neorealisme komt tot dit idee door het belang van de menselijke natuur te bagatelliseren – in vergelijking met het klassieke realisme. Hoewel neorealisten de aanwezigheid van de menselijke natuur erkennen, wordt deze niet van groot belang geacht voor het verklaren van het gedrag van staten; zij stellen dat de individuele menselijke natuur niet direct het gedrag van staten in het internationale systeem kan weerspiegelen (Baldwin, 1993: 3). Bovendien suggereert het neorealisme dat het ontbreken van een oppergezag als gevolg van de anarchistische structuur van het internationale systeem de doorslaggevende reden is waarom staten zich gedragen zoals ze doen. Neorealisten kunnen zich op deze structurele invloed beroepen wanneer men nagaat hoe het neorealisme verklaart waarom staten zoveel waarde hechten aan relatieve winsten (een sleutelelement van de realistische theorie). In het onderling afhankelijke internationale systeem zijn staten gedwongen te reageren om te voorkomen dat andere staten relatieve voordelen behalen, als een direct gevolg van de anarchistische structuur (Baldwin, 1993: 4-11). Dit illustreert dan ook duidelijk het belangrijkste theoretische verschil tussen het klassieke neorealisme en het neorealisme.