Is het waar dat je niet op een Joodse begraafplaats begraven kunt worden als je een tatoeage hebt?
Als Joden geloven wij dat het menselijk lichaam b’tzelem Elohim is geschapen, naar het beeld van God. Het lichaam is ons voertuig voor het uitvoeren van mitzvot, onze heilige verplichtingen. Daarom zijn wij waakzaam over het eren en verzorgen van het lichaam, zowel in leven als in dood.
In de Bijbel vinden we dat respect voor het lichaam zich vertaalt in het vrijhouden van onnodige permanente markeringen: “Gij zult geen sneden in uw vlees maken voor de doden, noch zult gij enig teken op uzelf insnijden. Ik ben de Eeuwige” (Leviticus 19:28). Deze afkeer van tatoeages was waarschijnlijk een reactie op de gewoonten van de heidense buren van de Israëlieten. Na de Holocaust werden velen in de Joodse gemeenschap nog meer gekant tegen tatoeages, omdat veel Joden onder dwang tatoeages hadden laten zetten toen zij gevangen zaten in concentratiekampen.
In de afgelopen jaren zijn tatoeages steeds gebruikelijker geworden in de Joodse gemeenschap. Sommige tatoeages zijn zelfs voorzien van Hebreeuwse woorden of Joodse symbolen en zijn een uiting van iemands Joodse identiteit. Daarnaast zijn er gevallen waarin een persoon getatoeëerd kan worden als onderdeel van noodzakelijke medische zorg, zoals bestralingstherapie of reconstructieve chirurgie. Deze tatoeages zijn absoluut toegestaan voor het doel van pikuach nefesh, het redden van een leven, een waarde die bijna elke andere Joodse wet overstijgt.
Hoewel de Joodse gemeenschap nog steeds verdeeld kan zijn over tatoeages, is het verbod om een getatoeëerd persoon te begraven op een Joodse begraafplaats een mythe. De zorg voor het lichaam na de dood is ook een mitswa, en we sluiten mensen in onze gemeenschappen niet uit van die zorg, alleen vanwege markeringen op de huid.