Maria Mitchell
Discovering ‘Miss Mitchell’s Comet’ and Becoming America’s First Female Astronomer
Op 1 oktober 1847, terwijl Mitchell met haar telescoop de hemel afspeurde boven op het dak van het bedrijf van haar vader, de Pacific National Bank in Main Street in Nantucket, ontdekte ze iets waarvan ze zeker wist dat het een komeet was. Het bleek dat ze gelijk had en dat wat ze had gezien in feite een nieuwe komeet was, die nog niet eerder door wetenschappers in kaart was gebracht. Het hemellichaam werd vervolgens bekend als “Miss Mitchell’s Comet”, met de formele titel C/1847 T1.
Als erkenning voor haar belangrijke ontdekking kreeg Mitchell een gouden medaille uitgereikt door Frederik VI, koning van Denemarken, die zelf als amateur belangstelling had voor astronomie. Mitchell werd daarmee de eerste vrouwelijke professionele astronoom in de Verenigde Staten.
De doorbraak bracht Mitchell respect en erkenning onder astronomen en andere wetenschappers, en in 1848 werd zij als eerste vrouw benoemd tot lid van de American Academy of Arts and Sciences. Het jaar daarop maakte Mitchell berekeningen voor de American Ephemeris en de Nautical Almanac. In 1850 werd ze gekozen tot lid van de American Association for the Advancement of Science.
In 1856 verliet Mitchell het Atheneum om door de Verenigde Staten en daarbuiten te reizen en in 1865 nam ze een baan aan als hoogleraar astronomie aan het Vassar College in de staat New York, waar ze al snel een geliefd en gerespecteerd docente werd. Mitchell en haar studenten volgden en fotografeerden voortdurend zonnevlekken, naast vele andere projecten. In 1882 documenteerden ze hoe Venus de zon passeerde – een van de zeldzaamste planetaire samenstanden die de mensheid kent, slechts acht keer voorkomend tussen 1608 en 2012.
Mitchell werd in 1869 gekozen tot lid van de American Philosophical Society. Vier jaar later, in 1873, was ze medeoprichtster van de Association for the Advancement of Women, waarvan ze de volgende drie jaar voorzitter zou zijn.
Volgens het National Women’s History Museum verklaarde Mitchell ooit: “We hebben in de wetenschap vooral verbeeldingskracht nodig. Het is niet allemaal wiskunde, noch allemaal logica, maar het is enigszins schoonheid en poëzie.”