Arius

Niets is bekend over het vroege leven van Arius, behalve dat hij in Libië geboren kan zijn en gestudeerd kan hebben onder Lucianus, de vereerde leraar en martelaar van Antiochië. Het is zeker dat hij pastoor was van de Baucalis kerk aan de Alexandrijnse waterkant, waar hij veel aanhangers won door zijn prediking. Mogelijk streefde hij naar het bisschopsambt in Alexandrië, dat in plaats daarvan naar zijn medepredikant Alexander ging.

Toch pas in 318 werd Arius prominent en dan nog alleen als ketter. Hij begon met het bekritiseren van de Trinitarische opvattingen van bisschop Alexander, door hem te beschuldigen van Sabellianisme (een vroege ketterij die geen duidelijk onderscheid maakte tussen de “Personen” van de Drie-eenheid). Maar toen Arius zijn standpunt toelichtte, veroorzaakte hij meer onrust met zijn eigen opvattingen, en al spoedig werd hij veroordeeld en uit zijn diocees verbannen.

Arius zocht zijn toevlucht in het Oosten en vroeg om de steun van zijn vriend Eusebius van Nicomedia. Arius beweerde dat de doctrinaire dwaling waarvan hij beschuldigd werd, zijn overtuiging was dat “de Zoon een begin had, maar God zonder begin is”. En deze opvatting, vond Arius, verdiende lof, geen vervolging. Arius’ leer van de Zoon was radicaal ondergeschikt; dat wil zeggen, hij beweerde dat de Zoon een “schepsel” van de Vader was en dat “er was hij niet was”. Vóór Arius hadden sommige religieuze denkers de menselijkheid van Christus ontkend en sommigen Zijn goddelijkheid, maar Arius was de eerste die beide ontkende.

De Ariaanse controverse groeide uit tot verrassende proporties en betrok spoedig het grootste deel van de Kerk in het Oosten en later ook de Kerk in het Westen. De pas bekeerde Romeinse keizer Constantijn was erop gebrand de Kerk te gebruiken in het belang van de politieke eenheid binnen het rijk. Hij zond bisschop Ossius van Cordova, zijn kerkelijk adviseur, naar Alexandrië om de “feiten” van de zaak vast te stellen en te trachten het geschil op te lossen. Constantijn was zich niet bewust van de ware aard van de controverse, zoals blijkt uit een brief die hij aan Ossius stuurde, waarin hij de Ariaanse kwestie een “onrendabele kwestie” noemde die het gevolg was van een “twistzuchtige geest”. Maar Ossius ontdekte al spoedig dat het oplossen van het geschil geen eenvoudige zaak zou zijn. Na zijn onderzoek ging hij naar Antiochië en zat een concilie voor dat Arius en zijn volgelingen voorlopig veroordeelde.

Het echte debat vond echter enkele maanden later plaats op het eerste grote oecumenische concilie van de Kerk te Nicaea in 325. Daar werd Arius, onder voorzitterschap van de keizer en in aanwezigheid van ongeveer 220 bisschoppen, veroordeeld – een daad die Constantijn gelijkstelde met “het oordeel van God”. Het concilie vaardigde ook een geloofsbelijdenis uit die verklaarde dat de Zoon “consubstantiëel” was met de Vader. Dit geloof kon nooit worden aanvaard door iemand met Ariaanse opvattingen.

Na het concilie doofde de Ariaanse controverse niet uit, maar verergerde. Arius, in ballingschap in Illyricum, was niet langer een actieve deelnemer. In feite streefde hij naar herstel en schreef zelfs een “belijdenis” die volgens hem aanvaardbaar was voor de voorwaarden van Nicaea. Niet alleen werd hem de toegang tot Alexandrië geweigerd, waar de grote voorvechter van Nicea, Anthanasius, nu bisschop was, maar bovendien gaf Constantijn opdracht de boeken van Arius te verbranden. Blijkbaar, als het verslag van Athanasius betrouwbaar is, slaagde Arius er niet in om tijdens zijn leven rehabilitatie te verkrijgen. Technisch gezien was het toegestaan, maar op de vooravond van de dag dat Arius de communie zou ontvangen stierf hij plotseling (ca. 336). Het duurde verscheidene decennia voordat het Ariusdom zelf was verslagen en de orthodoxie gedefinieerd.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.